
Hebben Amerikaanse journalisten Yasser Arafat in bescherming genmen, zoals critici destijds vaak beweerden? Een oude verslaggever van de Associated Press heeft eindelijk de waarheid onthuld, en wat hij zegt is schokkend.
In een recente blog post, vertelt de ervaren journalist Dan Perry over een interview dat hij voor de AP had met Arafat in december 2001. De datum is belangrijk, want gedurende de 15 maanden daarvoor had Arafat een massale terreuroorlog tegen Israël geleid, die de Palestijnse Arabieren de ‘Tweede Intifada’ noemden. Golf na golf van zelfmoordaanslagen en schietpartijen, waarvoor Arafat’s Fatach-beweging openlijk de verantwoordelijkheid opeiste. Degenen onder ons die toen in Israël waren, zullen de lege straten, winkels en bussen nooit vergeten.
‘Was Arafat degene die gekken stuurde om zichzelf op te blazen in Israëlische bussen en cafés?’ schreef Perry in zijn recente blog. ‘Het Palestijnse verhaal zei dat het geweld ongeorganiseeerd begon (…) en dat Israël overreageerde. Iets klopte er niet helemaal en mijn collega’s en ik van Associated Press besloten om de hele zaak uit te zoeken.’
Dus gingen ze naar Ramallah om alles uit te zoeken door Arafat te ondervragen. Niet door Fatah’s beweringen van verantwoordelijkheid voor de aanvallen op Israël te geloven. In plaats daarvan, gingen ze het Arafat vragen.
Het interview begon met Arafat die klaagde dat hij niet genoeg lof kreeg voor het feit dat hij ‘al 17 belangrijke militanten had gearresteerd.’ (Perry gebruikt nooit het woord ‘terroristen,’ een trend die AP tot op de dag van vandaag voortzet).
Perry schrijft in zijn recente blog: ‘Ik suggereerde dat als geweld dat zo verwoestend is, al meer dan een jaar tegen zijn wil plaatsvindt, de krachten die het uitvoeren inderdaad erg sterk moeten zijn. ‘U spreekt met Yasser Arafat,’ vermaande hij me. Ik weet hoe het moet. Ik weet hoe ik het moet doen.
Lees die vraag nog eens. Perry daagde Arafat uit. Hij zei in feite: ‘Je beweert dat het terrorisme tegen uw wil wordt uitgevoerd, wat betekent dat de terroristen ‘erg sterk’ moeten zijn, wat betekent dat 17 van hen arresteren jammerlijk onvoldoende is.’
Nadat hij geen duidelijk antwoord had gekregen over de arrestaties, vroeg Perry Arafat vervolgens of hij ‘spijt had dat hij niet meer had gedaan om de uitbraak te voorkomen,’ aangezien ‘1.000 Palestijnen waren gedood’ als gevolg van het geweld.
Perry verwees naar terroristen die gedood werden bij Israëlische acties, en Arabische burgers die onbedoeld gedood werden toen terroristen hun manschappen en wapens in woonwijken stationeerden, om hen als menselijk schild te gebruiken.
Het antwoord van de PLO-leider? ‘Arafat zei dat het dodental in werkelijkheid 2.000 bedroeg. Ik probeerde het tegen te spreken, maar Arafat hield vol…’
Perry vroeg Arafat of hij spijt had dat hij niet was ingegaan op het aanbod van premier Ehud Barak om een Palestijnse Staat te stichten in 90% van de ‘gebieden’.
‘Wij hebben onze onafhankelijke Staat’, protesteerde Arafat. Dit zou een grote primeur zijn geweest! Hadden ze een geheime deal gesloten die ze voor de wereld verborgen hielden? Arafat glimlachte samenzweerderig: “Vraag maar aan Barak”.’
Er waren dus drie belangrijke nieuwsitems in het interview:
• Arafat was ontwijkend over waarom hij slechts 17 terroristen had gearresteerd;
• Arafat loog over het dodental, hij beweerde ten onrechte dat het twee keer zo hoog was als in werkelijkheid;
• In zijn waanideeën beweerde Arafat vreemd genoeg dat er al een Palestijnse Staat bestond.
Welke van deze onthullingen kwamen voor in het artikel dat Perry en zijn collega Karin Laub schreven in hun artikel van 8 december 2001 voor de AP?
Geen enkele. Niet één.
• Arafat die het aantal dodelijke slachtoffers valselijk opblaast. Niet genoemd.
• Perry en Laub noemden wel Barak’s aanbod van een Palestijnse Staat. Maar in plaats van waarheidsgetrouw te melden dat de in waan verkerende Arafat beweerde dat de Staat al bestond, schreven zij: ‘Maar de Palestijnen hielden vast aan meer land en een ‘recht op terugkeer’ voor miljoenen vluchtelingen en hun nakomelingen.’
• En wat betreft Perry die Arafat uitdaagt omdat hij slechts 17 terroristen heeft gearresteerd, is dit wat Perry en Laub schreven: ‘Op de vraag of hij bereid zou zijn het hoofd te bieden aan het verzet van de militanten en hun groeiende legioenen aanhangers, glimlachte Arafat en zei: ‘Je spreekt met Yasser Arafat. Ik weet hoe ik het moet doen. Ik weet hoe ik het moet doen.’
Ze verdoezelden gewoon het feit dat Arafat Perry’s vraag had ontweken.
In feite zou je kunnen zeggen dat het hele artikel een doofpot was. In plaats van te melden wat Arafat werkelijk zei – de waanideeën, de leugens, het ontwijken van vragen over de arrestaties – schilderden Perry en Laub Arafat af als een man van vrede die dapper tegen de terroristen vocht:
‘Hij zei dat hij de confrontatie met de militante Hamas en Islamitische Jihad groepen niet uit de weg zal gaan om de hoop die er nog is op vrede te doen herleven. (…) Hij zei dat hij de rust zal blijven nastreven ondanks de voortdurende Israëlische luchtaanvallen. (…) Hij zei dat hij bereid was om onmiddellijk terug te keren naar vredesbesprekingen…’
Dit alles, ondanks het feit dat Perry wist – zoals hij schreef in zijn recente blog post – dat Arafat’s bewering dat hij de terroristen bestreed ongeloofwaardig was, omdat het er zo veel waren, en hij slechts 17 van die ‘belangrijke militanten’ had gearresteerd.
Perry sloot zijn blog post af met deze interessante beschouwing over Arafat’s militaire uniform: ‘Misschien is het ontleend aan een toneelstuk over een sprookjesleger waarvan de gelederen uit één enkele, eenzame man bestaan. Een zeer hoge officier, die geloofde dat alles echt was.’
Dus vandaag denkt Perry weemoedig na over de misleidende Arafat. Maar Perry kende de waarheid op dat moment. Hij wist uit het interview dat Arafat een misleide, samenzweerderige gek was. Maar Perry stopte het in de doofpot.
Het zou zeer nuttig zijn geweest voor de Israëli’s, de Amerikaanse Joden en alle anderen om de waarheid over Arafat te kennen. Ze hadden beter geïnformeerde beslissingen kunnen nemen als ze die informatie hadden gehad. Maar om een of andere reden, wilden Dan Perry en de Associated Press niet dat ze die kregen. Ik vraag me af waarom.
Dit essay verscheen oorspronkelijk op de website www.israelnationalnews.com en is overgenomen met toestemming van de auteur.
Stephen M. Flatow is advocaat en de vader van Alisa Flatow, die werd vermoord in een door Iran gesponsorde Palestijnse terroristische aanslag in 1995. Hij is de auteur van ‘A Father’s Story: My Fight for Justice Against Iranian Terrorism.’