
Unilever, het moederbedrijf van Ben & Jerry’s, kondigde woensdag aan dat het de rechten om de producten van het merk te produceren en te distribueren in Judea en Samaria zal verkopen aan de Israëlische franchisenemer van de ijsmaker. Door de verkoop zal het merk in Judea en Samaria verder kunnen worden geproduceerd en gedistribueerd onder zijn Hebreeuwse en Arabische naam. Het is een besluit dat een einde maakt aan een patstelling die bijna een jaar heeft geduurd.
“Unilever heeft het afgelopen jaar gebruikt om te luisteren naar de standpunten over deze complexe en gevoelige kwestie en is ervan overtuigd dat dit de beste uitkomst is voor Ben & Jerry’s in Israël. De evaluatie ging gepaard met uitgebreid overleg gedurende verschillende maanden, onder meer met de Israëlische regering,” aldus het bedrijf in een verklaring.
Ben & Jerry’s had in juli 2021 aangekondigd dat het zou stoppen met de verkoop van zijn ijs in de “bezette Palestijnse gebieden”. In een verklaring die op de website van het bedrijf werd geplaatst, zei het ijsmerk dat het van mening is “dat de verkoop van Ben & Jerry’s ijs in de bezette Palestijnse gebieden (OPT) onverenigbaar is met onze waarden”.
De maatregel werd in Israël op grote schaal veroordeeld, onder meer door toenmalig premier Naftali Bennett, die het besluit een “morele vergissing” noemde. Op 5 februari 2022 keurde de Israëlische minister van Justitie Gideon Sa’ar een sanctie goed tegen de ijsmaker en Unilever Global vanwege diens beslissing om de licentieovereenkomst met Ben & Jerry’s Israel te beëindigen.
De stap was ook impopulair bij veel Unilever-aandeelhouders, van wie er één op 15 juni bij een federale rechtbank in New York een collectieve rechtszaak tegen Unilever aanspande.
De rechtszaak, aangespannen door The City of St. Clair Shores Police and Fire Retirement System, een pensioenfonds in Michigan, beweert dat Unilever een beslissing van het bestuur van Ben & Jerry’s om haar producten niet langer te verkopen in gebieden die volgens haar illegaal worden bezet door Israël, heeft achtergehouden. Hoewel Ben & Jerry’s een volledige dochteronderneming van Unilever is, heeft het bedrijf een onafhankelijke raad van bestuur die zich richt op de sociale missie van het bedrijf.
In zijn aankondiging op woensdag verklaarde Unilever dat het bedrijf “elke vorm van discriminatie of onverdraagzaamheid ten stelligste verwerpt en ondubbelzinnig afwijst. Antisemitisme hoort in geen enkele samenleving thuis. Op geen enkel moment hebben wij onze steun aan de BDS-beweging uitgesproken en wij zijn niet van plan dit standpunt te wijzigen.”
Het bedrijf, dat bekend staat als fabrikant van Dove-zeepproducten en andere alledaagse huishoudelijke artikelen, zei trots te zijn op zijn zakelijke ondernemingen in Israël, waar zo’n 2.000 mensen met diverse achtergronden werken en vier productiefaciliteiten worden geëxploiteerd.
Ben & Jerry’s uitte zijn ongenoegen over het besluit en tweette: “We zijn ons bewust van de aankondiging van Unilever. Hoewel onze moedermaatschappij dit besluit heeft genomen, zijn wij het er niet mee eens. Unilevers overeenkomst betekent dat Ben & Jerry’s in Israël eigendom zal worden van en geëxploiteerd zal worden door AQP. Ons bedrijf zal niet langer profiteren van Ben & Jerry’s in Israël. Wij blijven van mening dat het niet strookt met de waarden van Ben & Jerry’s dat ons ijs wordt verkocht in de bezette Palestijnse gebieden”.
American Quality Products (AQP), eigendom van Avi Zinger, is de Israëlische fabrikant van Ben & Jerry’s ijs. In een gesprek met Jewish Insider op woensdag, zei Zinger:
“Ik denk dat Unilever een zeer principieel standpunt heeft ingenomen en heeft erkend dat het belangrijk is dat Ben & Jerry’s ijs beschikbaar blijft voor alle consumenten in Israël. Israëli’s, Palestijnen, Joden, moslims, christenen, waar ze ook wonen.”