Ondanks de enorme inspanningen van Israël om het doden van burgers in de Gazastrook te voorkomen, hebben de media een nieuw facet toegevoegd aan de beschuldiging van willekeurige Israëlische moorden – een soort bloedschuld binnen een bloedschuld: Israël heeft het ook gemunt op journalisten.
Tijdens de oorlog met Hamas heeft Israël bijna 100 journalisten gedood, als we de cijfers mogen geloven. Dat zou verbazingwekkend zijn, want het overtreft het aantal journalisten dat werd gedood tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Vietnamoorlog.
Volgens de Britse journalist David Collier ligt het werkelijke aantal dichter bij 15.
Collier, de auteur van een 200 pagina’s tellend rapport getiteld “The Journalists of Gaza: A Modern-Day Antisemitic Conspiracy Theory Promoted by Mainstream Media“, stelt dat de lijsten waarop de pers zich baseert niets meer zijn dan propaganda van Hamas. “Dit rapport toont aan dat de bewering dat Israël het gemunt heeft op journalisten om hen het zwijgen op te leggen een onhoudbare en schandalige fictie is,” schrijft hij.
Er zijn twee lijsten van dode journalisten. De ene is afkomstig van het Gaza Media Office, oftewel Hamas. De tweede wordt gepubliceerd door het Committee to Protect Journalists (CPJ), een in New York gevestigde NGO. Collier ontdekte dat de lijsten in essentie identiek zijn. De CPJ-lijst is in feite een witgewassen versie van de lijst van de terreurgroep.
“De CPJ is een subset van de Hamaslijst. De belangrijkste bron die CPJ gebruikt zijn de in Gaza gevestigde Hamas-organisaties die de aankondigingen doen,” vertelde Collier aan JNS.
Collier’s rapport richtte zich voornamelijk op de CPJ lijst, de belangrijkste van de twee, omdat de meeste rapporten zich hierop baseren.
“We weten dat we te maken hebben met Hamas-propaganda als we het hebben over de Hamas-lijst, en het heeft weinig zin om die ter sprake te brengen. Het probleem dat we hebben is wanneer westerse niet-gouvernementele organisaties werken met afgezwakte Hamas-propaganda, zoals CPJ doet,” zei hij.
De CPJ-lijst bevatte op het moment van Collier’s rapport zo’n 60 tot 70 journalisten (op 26 februari waren het er 88). Alle namen op de lijst kwamen van de Hamas-lijst, ontdekte Collier. Ten tijde van het rapport telde de Hamaslijst 107 namen. Collier vermoedt dat de CPJ de lijst heeft uitgekamd om de personen te elimineren die duidelijk terroristen waren en het minst verdedigbaar als journalisten.
Collier kon 93% van de 107 personen op de lijst identificeren via hun sociale media-accounts. Hij ontdekte dat 35 van de 70 mensen (50%) op de CPJ-lijst werkten voor verboden terreurgroepen.
“Ik bedoel, je zou kunnen zeggen dat het journalisten zijn. Maar ze werken voor Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad,” zei hij.
Ongeveer 19 (27 procent) waren helemaal geen journalisten.
Negenenzeventig procent pleitte voor terrorisme en het doden van onschuldigen. Voor Collier was het meest flagrante voorbeeld Hassuna Salim, die werkte voor het aan Hamas gelinkte Quds News Network en op 7 oktober om 6:36 uur een verklaring van de Islamitische Jihad op een Telegram-kanaal plaatste, waarin iedereen werd opgeroepen om een geweer te pakken en te vechten.
“Berichten als deze stuurden honderden gewapende ‘burgers’ naar Israël om Hamas te helpen met verkrachten en moorden,” stond er op zijn account te lezen.
Anderen vierden jarenlang terreuraanslagen tegen Israëliërs. De meesten klinken meer als psychopathische moordenaars dan als journalisten. Duaa Sharaf, die voor de aan Hamas gelieerde Radio Al-Aqsa werkte, postte op 7 april 2022 op sociale media na een massale schietpartij in Tel Aviv: “Dood ze. Moge Allah hen met jullie handen straffen en vernederen en jullie tegen hen helpen en de harten van een gelovige natie helen.”
“Raak Tel Aviv. Raak het,” schreef Assem Kamal Moussa, een journalist voor de nieuwssite Palestine Now, over dezelfde aanval. Op 2 mei 2023 plaatste hij een foto van Hamasraketten die op Israël werden afgevuurd: “En jullie zijn op weg om de levens van de bezetters te verplaatsen naar de heiligdommen van de hel.”
Een andere journalist, Jamal Mohamed Haniyeh, is in feite de kleinzoon van Ismail Haniyeh, de politieke leider van Hamas.
Collier noemde het onderzoek van de CPJ “slordig”, “consequent amateuristisch” en “aanzienlijk gecompromitteerd”, waarbij hij opmerkte dat alle informatie waarmee hij werkte openbaar beschikbaar was. “Dat was de echte teleurstelling over de CPJ,” zei hij. “Waarom hebben ze dit werk niet gedaan? Hoe konden ze niet de moeite nemen om iemand op sociale media door te lichten?”
Opmerkelijk genoeg overtrad de CPJ haar eigen regels bij het samenstellen van haar lijst. Volgens haar website bevat de lijst geen mensen “die optreden namens militante groeperingen”. Dit had de helft van de mensen op de lijst die rechtstreeks voor terreurgroepen werken moeten uitsluiten, aldus Collier.
Een andere belangrijke opmerking voor Collier was dat veel van de journalisten thuis werden gedood en niet “op een slagveld of in een militaire context”, een andere CPJ regel die niet werd gevolgd.
Collier zei: “De meeste mensen werden thuis gedood en dat roept de grote vraag op: Wat was het doelwit?” Ahmed Shebab, die voor het radiostation Voice of the Prisoners van de Islamitische Jihad werkte, stierf in het huis van een familielid, waarschijnlijk een oom, die een leider van de Islamitische Jihad was.
“De Islamitische Jihad gaf na de moord een verklaring uit waarin stond: ‘We hebben onze grote leider verloren. Dus [Ahmed] is in het huis van een leider van de Islamitische Jihad. Hij is niet in het veld. Hij werd niet gedood vanwege zijn journalistiek, maar omdat hij een directe relatie had met een leider van de Islamitische Jihad. Deze informatie was gemakkelijk beschikbaar,” zei Collier.
CPJ wees verzoeken van JNS voor een interview af, maar zei in een verklaring per e-mail: “CPJ steunt geen journalisten die de wet overtreden. In de gevallen die we hebben gedocumenteerd, hebben meerdere bronnen tot nu toe geen bewijs gevonden dat deze journalisten betrokken waren bij militante activiteiten.
“We nemen journalisten niet op als er bewijs is dat ze actief opriepen tot geweld, optraden namens militante groeperingen of een militaire functie hadden op het moment van hun dood.
“We werken onze database voortdurend bij en als we nieuwe informatie ontdekken waaruit blijkt dat een journalist betrokken was bij dergelijke activiteiten, zullen we hem van onze lijst verwijderen”, voegde het CPJ eraan toe.
De CPJ “speelt dom”, vertelde Collier aan JNS.
“De belangrijkste bronnen waar de CPJ zich op baseert zijn tot op zekere hoogte ‘Hamas-vriendelijk’ en, net als de terreurgroep, van plan om valse beelden te creëren over de gebeurtenissen in Gaza,” zei hij. “Zelfs de beweringen van de CPJ zelf houden geen stand bij nauwkeurig onderzoek. Hassuna Salim wordt bijvoorbeeld genoemd als journalist. Maar Salim plaatste expliciet een Islamitische Jihad-oproep tot wapens in de vroege uren van 7 oktober, dus hoe is dat in hemelsnaam niet ‘handelen namens de terreurgroep’?”
Collier vermoedt dat de CPJ een spelletje speelt wanneer ze beweert dat ze geen journalisten steunt die de wet overtreden, waarbij ze opmerkt dat het in Gaza niet tegen de wet is om een terrorist van Hamas te zijn en Israëli’s te doden. “Het komt erop neer dat de CPJ zich niet eens aan haar eigen regels houdt en dat de lijst die ze presenteert gevaarlijk misleidend is,” zei hij.
“Kortom, de cijfers van de CPJ zijn schromelijk overdreven, ze hebben tientallen mensen opgenomen die ze niet hadden mogen opnemen en door deze ficties te promoten, helpt de CPJ de propaganda van Hamas in de mainstream te verspreiden,” vervolgde Collier.
Het probleem gaat veel verder dan de CPJ. Tal van media hebben rapporten gepubliceerd waarin de CPJ wordt geciteerd. Ook Wikipedia baseert zich op de lijst van de CPJ.
Alex Safian van CAMERA (Committee for Accuracy in Middle East Reporting in America) vertelde JNS: “Wanneer journalisten worden gedood tijdens het verslaan van een oorlog, betekent dat niet dat die journalisten persoonlijk of als journalisten werden aangevallen, dus Westerse media moeten de bewering van Hamas dat Israël opzettelijk journalisten in Gaza heeft gedood, niet zomaar aannemen.”
“Hamas is tenslotte een internationaal erkende terroristische organisatie die bereid is om Israëlische burgers te vermoorden, martelen, verkrachten en ontvoeren, dus het zou geen verrassing moeten zijn dat ze ook bereid is om te liegen,” voegde hij eraan toe.
In bepaalde gevallen is er genoeg bewijs om aan te tonen dat de media zelf misleidend zijn. Collier wees op een lang artikel in de Washington Post van 9 februari dat putte uit de CPJ-lijst. Het rapport sprak over “ten minste 85 journalisten en mediawerkers, zoals tolken en ondersteunend personeel” die werden gedood in het conflict.
Zeven van hen werden bij naam genoemd. Collier merkte op dat deze zeven “clean” waren, d.w.z. niet betrokken bij terroristische daden. Bij het samenstellen van zijn rapport kwam hij echter een aantal echte journalisten tegen. “Het is oorlog en er sterven mensen,” zei hij.
“Mijn probleem hiermee is heel simpel. Dit is een willekeurige selectie. Als je bedenkt dat 80 procent van de journalisten terrorisme tegen burgers heeft gesteund en de helft van hen voor Hamas of de Islamitische Jihad heeft gewerkt, dan kies je niet willekeurig zeven eerlijke journalisten, wat betekent dat de Washington Post er veel op de lijst heeft gevonden die ze niet konden matchen,” zei hij.
De Washington Post onthulde dat het de sociale media van de journalisten had doorgespit, wat betekent dat het op de hoogte was van de terroristische standpunten van de meesten, zo niet de banden van sommigen met terroristen. De krant benadrukte zelfs een aantal van hen, hoewel ze voorzichtig was om hen niet af te schilderen als deel van de zeven geselecteerde journalisten.
The Post gebruikte de zeven om de bewering van CPJ van (toen) 78 gedode journalisten kracht bij te zetten,” zei Collier, eraan toevoegend dat de krant “op zijn minst wist dat ze misleid werd.