
In het complexe landschap van de moderne geopolitiek bevindt Israël zich in een precaire positie nu het geconfronteerd wordt met een steeds vijandiger wordend Iran, dat niet alleen een bedreiging vormt voor zijn bestaan, maar ook voor de stabiliteit van de hele regio. Vanuit een Joods religieus perspectief is het noodzakelijk dat Israël besluitvaardig optreedt tegen deze existentiële dreiging, geleid door principes die geworteld zijn in onze heilige teksten.
De Tora leert ons het belang van zelfverdediging en het behoud van leven. In het vijfde boek van Mozes (20:1-4) worden we eraan herinnerd dat wanneer we ten strijde trekken tegen onze vijanden, we niet bang voor hen hoeven te zijn omdat God met ons is. Dit principe van goddelijke bescherming is fundamenteel voor het Joodse denken; het herinnert ons eraan dat we de plicht hebben om ons volk en ons land te beschermen.
De agressieve houding van Iran, die tot uiting komt in zijn steun aan terroristische organisaties en zijn streven naar kernwapens, is niet alleen een politieke uitdaging – het is een directe schending van ons bestaansrecht. Tegen deze achtergrond is de oproep aan Israël om resoluut te reageren op Iran niet alleen een strategische maar ook een morele verplichting.
De Torah staat vol met voorbeelden van hoe het Joodse volk hun vijanden confronteert. In het Boek Jozua zien we hoe de Israëlieten ten strijde trekken om het Beloofde Land te veroveren. Elke overwinning was niet alleen een triomf van militaire macht, maar ook de vervulling van Gods belofte aan zijn volk. Op dezelfde manier moeten we onze verdediging tegen Iran zien als een vervulling van onze verbondsverplichting.
Bovendien illustreert het verhaal van koning David de noodzaak om onszelf te verdedigen tegen bedreigingen. Toen David geconfronteerd werd met Goliath, kromp hij niet ineen van angst, maar handelde hij vastberaden omdat hij wist dat God aan zijn kant stond (1 Samuël 17). Vandaag de dag moet Israël een soortgelijke houding aannemen – resoluut en onverzettelijk tegenover agressie.
Passief blijven tegenover de Iraanse vijandigheid zou een verraad zijn aan onze voorouders en onze toekomst. De Talmoed leert ons de betekenis van “pikuach nefesh”, het behoud van leven (Yoma 84a). Als we Iran toestaan om zijn opmars naar kernwapens voort te zetten, brengen we niet alleen de staat Israël in gevaar, maar ook talloze mensenlevens.
Als we niet handelen, kunnen de gevolgen catastrofaal zijn. Het boek Esther herinnert ons eraan dat we waakzaam moeten zijn en klaar moeten staan om de confrontatie aan te gaan met hen die ons willen vernietigen (Esther 4:14). De tijd van zelfgenoegzaamheid is al lang voorbij; we moeten ervoor zorgen dat we de lessen van de geschiedenis niet uit het oog verliezen.
Bij het aangaan van deze uitdaging moet Israël zijn krachten bundelen – zowel in eigen land als door middel van internationale allianties. Net zoals de Makkabeeën zich verenigden om tegen hun onderdrukkers te vechten, moeten wij ons verenigen en de steun van onze bondgenoten zoeken terwijl we standvastig blijven in onze vastberadenheid.
In het boek Psalmen (118:6) worden we eraan herinnerd dat “de Heer aan mijn kant staat, ik zal niet vrezen. Wat kan de mens mij doen?” Deze geloofsbelijdenis zou ons kracht moeten geven terwijl we ons voorbereiden op de dreiging van Iran.
In deze turbulente tijden is het cruciaal dat Israël een standpunt inneemt tegen de agressie van Iran. Geleid door onze religieuze leer en historische precedenten moeten we vastberaden handelen om de veiligheid van ons volk te waarborgen. Laten we onze verantwoordelijkheid niet vergeten, zowel tegenover onszelf als tegenover toekomstige generaties, terwijl we proberen de heiligheid van het leven en de belofte van ons vaderland te beschermen. Het is tijd voor Israël om Iran voor eens en altijd een lesje te leren, gegrond in ons geloof en onze toewijding aan gerechtigheid.