“Vergeet niet wat Amalek jullie heeft aangedaan,” vertelde premier Benjamin Netanyahu zondag op een persconferentie over de oorlog tegen Hamas. “Onze soldaten die vandaag vechten, maken deel uit van een erfenis die 3000 jaar teruggaat, te beginnen met Jozua Ben Nun.”
De toespeling op Amalek ontging Hamas of haar Iraanse opperheren niet, die jankten dat Bibi hen in feite de heilige oorlog had verklaard.
Anti-Israël media in het Midden-Oosten wezen op de rest van het Bijbelvers dat door Netanyahu werd geciteerd:
“Zo zegt de HEERE van de legermachten: Ik heb acht geslagen op wat Amalek Israël aangedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gekeerd heeft op de weg, toen hij uit Egypte kwam. Ga nu heen, en versla Amalek, en sla alles wat hij heeft met de ban. Spaar hem niet, maar dood hen van man tot vrouw, van kind tot zuigeling, van rund tot schaap, en van kameel tot ezel.” (1 Samuël 15:2-3)
Koning Saul slaagde er niet in om God volledig te gehoorzamen en Amalek te vernietigen, waardoor deze kwaadaardige natie kon overleven en later het Joodse volk zou plagen. Sinds Bijbelse tijden zijn alle aartsvijanden van Israël vergeleken met Amalek, want hoewel ze niet allemaal directe fysieke afstammelingen waren, was en is de geest achter hen hetzelfde.
Op dezelfde dag dat Netanyahu zijn persconferentie gaf, bracht de Libanese proxy van Iran, Hezbollah, een korte videoclip uit met een deel van een vers uit de Koran:
“En toen de tijd van belofte kwam voor de eerste van hen, zonden Wij dienaren van Ons tegen jou (Israël) – zij met grote militaire macht, en zij gingen de huizen binnen, en het was een belofte die werd vervuld.”
De passage komt uit Soera Al-Isra (Soera 17) en gaat over Allah’s bestraffing van Israël en de Joden, waarbij een dag wordt beloofd waarop de strijdkrachten van de Islam het Joodse volk zullen verslaan en hun huizen zullen binnendringen om “Allah’s woord te vestigen”.
Voor de Israëli’s was dit een duidelijke beschimping na de gruwelijke aanvallen van Hamas-jihadisten op de huizen van Israëli’s in het zuiden van Israël.
Een geestelijke strijd
“Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.” (Efeze 6:12)
Paulus’ woorden aan de Efeziërs worden vaak alleen gelezen in termen van “kerkbediening”. Maar deze waarheid manif esteert zich ook in de omgang en conflicten tussen mensen en naties. De oorlog in en rond Israël is een godsdienstoorlog met een zeer reële geestelijke achtergrond. Het kwaad waarvan we op 7 oktober getuige waren, is niet menselijk.
Israëlische functionarissen en mediacommentatoren hadden moeite met het definiëren van de aard van degenen die de gruweldaden in Zuid-Israël begingen en kozen voor etiketten als “beesten”, “monsters” en “nazi’s”. Maar zelfs deze termen klonken ontoereikend. Want, zoals Paulus uitlegde, werden de terroristen die Israëlische mannen, vrouwen en kinderen op die verschrikkelijke Shabbat op brute wijze vermoordden, gedreven door “geestelijke krachten van het kwaad in de hemelse gewesten”.