In onze wekelijkse Thora-lezing “Ekew” komt een vers voor dat al duizenden jaren voor discussie en onenigheid zorgt in de Joodse wereld. Mozes staat voor het volk en bereidt hen in zijn toespraak voor op de intocht in het Beloofde Land. Hij maant zijn toehoorders aan niet te vergeten dat zij hun land van God hebben gekregen en waarschuwt: “en dat u dan niet in uw hart zegt: Mijn eigen kracht en de macht van míjn hand heeft dit vermogen voor mij verworven.” (Deuteronomium 8:17)
De kracht van mijn hand is een uitdrukking die in Israël vaak in de omgangstaal wordt gebruikt om te waarschuwen voor arrogantie en te veel zelfvertrouwen. Ook in maatschappelijk opzicht zeggen de orthodoxen: “De seculieren denken dat ze het land met eigen kracht hebben opgebouwd en verdedigd”, terwijl de seculieren zeggen: “De orthodoxen denken dat hun gebeden ons het land hebben opgeleverd”.
De Joodse wijzen hebben deze discussie al in de Talmoed gevoerd en verklaard: “Men moet zich bezighouden met het werk en tegelijkertijd vertrouwen op Gods zegen.” De Rambam (Maimonides) zegt het nog duidelijker, namelijk dat “de mens actief moet werken en plannen moet maken, maar zich ervan bewust moet zijn dat de uitkomst alleen in Gods handen ligt.”
Dit is een zeer gezonde levensfilosofie, omdat ze de mens niet bevrijdt van zijn activiteiten, maar hem in staat stelt God te danken bij succes en bij mislukking te zeggen: “het mocht niet zo zijn”.
In de Bijbel wordt ons ook getoond hoe dit principe in de praktijk kan worden toegepast, namelijk in de episode van Jakob en Esau. Wanneer Jakob na vele jaren terugkeert naar Kanaän, komt zijn broer Esau hem tegemoet met 400 krijgers. Jakob is bang en bereidt zich voor op een conflict. Hij verdeelt zijn kamp in verschillende delen, verbergt zijn dochter Dina voor Esau, stuurt geschenken naar zijn broer en bidt tot God.
Dat is het Bijbelse voorbeeld voor al onze activiteiten.
Spanningen of broederschap?
In Israël is alles echter extreem.
Ongeveer een jaar geleden circuleerde er een video op internet waarin de toenmalige legerleider Halevi een orthodoxe soldaat een badge van zijn uniform rukte waarop een logo van de Chabad-chassidim stond afgebeeld. “Zoiets willen we niet in het leger”, zou hij hebben gezegd.
Aan de andere kant beweren de ultraorthodoxen dat het hun gebeden en hun studie van de Thora zijn die het volk echt beschermen, en ze weigeren praktische hulp te bieden.
In het midden staan de nationaal-religieuzen, met hun geknoopte, meestal gekleurde keppeltjes. Ze werken, studeren de Thora, dienen zeer gemotiveerd in het leger, bidden en vestigen zich in het land. In Israël staan ze in het midden van de samenleving, maar in het buitenland worden ze als extremisten beschouwd.
Het lijkt er echter op dat de extremen in Israël elkaar vinden. De nieuwe legerchef ging naar de Klaagmuur om te bidden voor succes, terwijl sommige orthodoxen tijdens deze oorlog hebben begrepen dat ook zij verantwoordelijkheid moeten nemen. Want enerzijds is een sterke hand aan het wapen momenteel dringend nodig, maar anderzijds moet dit gepaard gaan met gebeden en godvrezendheid.