
Sinds iets meer dan een week wordt Duitsland opgeschrikt door een antisemitisme-schandaal rond Hubert Aiwanger (52), de vicepremier van Beieren. Aiwanger wordt ervan beschuldigd als 17-jarige leerling in 1987 een venijnig antisemitisch pamflet met een parodie op de Holocaust te hebben geschreven. Dat werd verspreid op zijn school waarna hij werd gestraft door een tuchtcommissie.
De details van het schandaal lezen als het plot van een duistere politieke komedie. Je kunt je ook afvragen waarom de jeugdige stommiteit van een politicus meer dan drie decennia later een nationaal schandaal wordt. In dit geval is het belangrijk om te onthouden dat dit Duitsland is, waar schuldgevoelens over de Holocaust – samen met andere emoties zoals woede, verwarring of gewoon de wens dat er voor eens en altijd een einde komt aan het gepraat over de genocide door de nazi’s – nog steeds een grote rol spelen.
Het zou naïef zijn om te geloven dat er geen politieke motieven achter de berichtgeving over het schandaal zitten, vooral omdat Aiwanger een uitgesproken rechtse populist is. Toch blijven er ongemakkelijke vragen over. Als, zoals de getuigenissen en zijn eigen bekentenissen suggereren, Aiwanger deze verwerpelijke opvattingen als oudere jongere had, wanneer heeft hij ze dan ooit losgelaten? En moet een politicus in Duitsland – de initiatiefnemer en uitvoerder van de Holocaust – in functie blijven als hij of zij zulke skeletten in de kast heeft?
“Iedereen die zulke gedachten denkt, opschrijft en verspreidt, zou in Duitsland geen politieke verantwoordelijkheid mogen dragen,” zei Saskia Esken, leider van de sociaaldemocraten. En velen in het Duitse establishment zijn het daarmee eens.
Maar de Duitse kiezers blijkbaar niet. Uit een peiling van de Augsburger Allgemeine bleek dat 53% van de kiezers voor het aanblijven van Aiwanger was – een percentage dat zelfs 62% bedroeg onder de respondenten in Beieren.
De waarheid is dat Duitsland en de Duitsers, hoezeer ze zichzelf ook aan de buitenwereld presenteren als de plechtige hoeders van de herinnering aan de Holocaust, in deze rol blijven falen. Alleen al in dit decennium hebben we gewelddadige antizionistische demonstraties gezien in grote Duitse steden, waarin werd opgeroepen tot de vernietiging van Israël; elke dag zijn er minstens vijf antisemitische incidenten geregistreerd (Felix Klein, de Duitse regeringscommissaris voor de bestrijding van antisemitisme, vertelde me onlangs dat het werkelijke aantal dichter bij de 25 ligt); en een prestigieuze tentoonstelling over hedendaagse kunst was doorspekt met antisemitische beelden en installaties.
Geen wonder dus dat Aiwanger, zelfs terwijl hij zijn excuses aanbiedt aan de slachtoffers van de Holocaust, volhoudt dat wat hij ook gedaan heeft met het pamflet geen rechtvaardiging is om hem uit de politiek te verbannen.
Christoph Heubner, voorzitter van het Internationale Auschwitz Comité, merkte op dat als Aiwanger weigert zich terug te trekken uit de politiek, “waar hij in de toekomst ook opduikt, de zinnen van dit beschamende pamflet altijd in de kamer zullen zijn.” Misschien. Maar misschien is dat alleen maar wishful thinking. Wat het Aiwanger-schandaal vooral suggereert is dat het Duitse gevoel van verantwoordelijkheid voor de Holocaust – wat we wat onhandig “Holocaust-schuld” noemen – afneemt, ongeacht wat politici de mainstream media vertellen.