Shabbats­lezingen: Zingen van Gods verlossingen

Hoe kun je als volk beter God danken voor de uitrekking uit doodsgevaar, dan door dit te bezingen in een lied? Dat deden Mozes en de Israëlieten na de doortocht door de zee, Barak en Debora na het verslaan van de Kanaänieten, en een lied zal klinken in de hemel.

Door Redactie Israeltoday.nl | | Onderwerpen: Israel, Shabbatslezing

De Bijbelgedeelten voor de komende Shabbat Beshalach (Toen hij wegzond) zijn:

✡ Torahlezing: Exodus 13:17 – 17:16,
✡ Profetenlezing: Rechters 4:4 – 5:31,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Openbaring 19:1 – 20:6.

Een gedeelte uit de Torahlezing
Hoe kun je als volk beter God danken voor de uitrekking uit doodsgevaar, dan door dit te bezingen in een lied? Een lied kun je gemakkelijk onthouden en steeds weer zingen. Samen zingen bindt mensen samen en maakt hen eensgezind.

Toen zongen Mozes en de Israëlieten dit lied voor de HEERE. Zij zeiden:
Ik zal zingen voor de HEERE, want Hij is hoogverheven!
Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.
De HEERE is mijn kracht en lied, Hij is mij tot heil geweest.
Dit is mijn God, Hem verheerlijk ik; de God van mijn vader, Hem roem ik.
De HEERE is een Strijder, HEERE is Zijn Naam.
De wagens van de farao en zijn leger heeft Hij in de zee geworpen.
De besten van zijn officieren zijn verdronken in de Schelfzee.
De watervloeden hebben hen bedolven,
zij zijn als een steen in de diepten gezonken.
Uw rechterhand, HEERE, was heerlijk in macht;
Uw rechterhand, HEERE, verpletterde de vijand.
In Uw grote majesteit wierp U terneer wie tegen U opstonden.
U zond Uw brandende toorn, die hen als stoppels verteerde.
Door de adem van Uw neus is het water opgehoopt,
de stromen stonden als een dam,
de watervloeden zijn gestold in het hart van de zee.
De vijand zei: Ik achtervolg hen, haal hen in, deel de buit.
Mijn verlangen wordt aan hen vervuld,
ik trek mijn zwaard, mijn hand roeit hen uit.
Maar U hebt met Uw adem geblazen, de zee heeft hen bedolven.
Zij zonken als lood in machtige watermassa’s.

Exodus 15:1-10 (HSV).

Gedeelten uit de Profetenlezing
Twintig jaar lang onderdrukten de Kana’anieten de Israëlieten. Het was eigenlijk hun eigen schuld: ze waren ongehoorzaam geweest, en deden wat niet goed was in Gods ogen. Toch liet God hen niet in de steek: Hij riep Barak en de profetes Debora. Zij brachten uit de stammen Zebulon en Naftali een leger bijeen, dat het samen met strijders uit andere stammen opnam tegen de strijdwagens van generaal Sisera – en hen overwon. Samen zongen zij dit lied:

Nu men het haar in Israël los laat hangen, nu het volk zich vrijwillig gegeven heeft, loof de HEERE!
Luister, koningen, hoor mij aan, vorsten! Ik wil, ja, ik wil voor de HEERE zingen. Ik wil psalmen zingen voor de HEERE, de God van Israël.

Ontwaak, ontwaak, Debora! Ontwaak, ontwaak en spreek een lied!
Sta op, Barak, en neem uw gevangenen gevangen, zoon van Abinoam!
Toen daalden de overgeblevenen af naar de machtigen.
Het volk van de HEERE daalde naar mij af met de helden.
Uit Efraïm kwamen zij, hun woonplaats ligt in Amalek.
Achter u kwam Benjamin, onder uw volksgenoten.
Uit Machir daalden wetgevers af en uit Zebulon wervers van krijgsvolk met hun schrijversstaf.
Ook de vorsten in Issaschar waren met Debora en zoals Issaschar, zo was Barak. Te voet werd hij het dal in gestuurd.

Rechters 5:2-3, 12-15a (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Ook in Openbaring, de grootse finale van Gods regering over deze aarde en de vernietiging van Gods tegen­stander, wordt een loflied gezongen. Tegen alle verdrukking en verleiding in klinkt een loflied, gezongen door een volheid van mensen die God trouw zijn gebleven en uitzien naar Gods Koningschap over deze aarde.

En ik zag, en zie, het Lam stond op de berg Sion, en bij Hem honderd­vierenveertig­duizend mensen met op hun voorhoofd de Naam van Zijn Vader geschreven.
En ik hoorde een geluid uit de hemel, als een geluid van vele wateren en als het geluid van een zware donder­slag. En ik hoorde het geluid van citerspelers die op hun citers spelen.
En zij zongen als een nieuw lied vóór de troon, vóór de vier dieren en de ouderlingen. En niemand kon dat lied leren behalve de honderdvierenveertigduizend, die van de aarde gekocht waren. Zij zijn het die niet met vrouwen bevlekt zijn, want zij zijn maagden. Dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook naartoe gaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen, als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden, want zij zijn smetteloos voor de troon van God.

Openbaring 14:1-5 (HSV).

Israel Today nieuwbrief

Dagelijks nieuws

Gratis in uw mailbox

Israel Heute Newsletter

Tägliche Nachrichten

FREI in Ihrer Inbox