
Telkens weer ontdek ik in de Bijbel nieuwe ideeën die mij bemoedigen in mijn leven. Deze keer zou ik u willen vragen: waarom moesten er verkenners worden uitgezonden als Mozes en het volk Israël toch al het land was beloofd? Wat moest er écht verkend worden in deze missie?
Als alle twaalf verkenners hetzelfde land verkenden, dezelfde plaatsen bezochten en dezelfde beelden zagen, waarom keerden tien van hen dan terug met indrukken van angst en zelfs wanhoop, terwijl de andere twee terugkeerden met hoopvolle en bemoedigende aanbevelingen?
De uiterlijke werkelijkheid mag dan een constante factor zijn, maar de manier waarop wij haar waarnemen weerspiegelt onze eigen innerlijke toestand en getuigt van de beroering van ons bewustzijn. Ons bewustzijn bepaalt hoe wij de werkelijkheid interpreteren en welk perspectief wij hebben gekozen en aangenomen.
Laten we terugkeren naar onze eerste vraag: waarom werden de verkenners eigenlijk gestuurd om het land te verkennen? Het antwoord is dat de verkenners niet het land verkenden, maar hun hart, en niet alleen hun eigen hart, maar het hart van het hele volk.
Elk van deze verkenners was tevens vertegenwoordiger van een van de stammen en kende precies de heersende stemming onder zijn stamgenoten. Daarom wisten zij, wanneer zij zeiden wat op hun hart lag, dat zij daarmee ook uitdrukking gaven aan de innerlijke toestand van een groot deel van hun stamgenoten. Daarom was het de echte taak om de mentale toestand van de mensen te controleren: Waren de harten van de mensen sterk of zwak, open of gesloten, waren ze vervuld van overvloed of leden ze onder gebrek? Was hun bewustzijn het bewustzijn van slaven of van vrije mensen?
Volgens het bijbelse verhaal werden de meeste mensen beheerst door angsten en zaten zij nog gevangen in hun slavenbewustzijn. In een dergelijke toestand konden zij het Beloofde Land niet binnengaan en er als een vrij volk leven in het vaderland van hun voorvaderen. Het werkelijkheidsbeeld van het volk – dat zichzelf als sprinkhanen beschouwde en de volkeren die in het land woonden als afstammelingen van de reuzen – getuigde ervan dat het weinig geloof had en machteloos was.
Ik ben er zeker van dat ieder van ons zich ook zo heeft gevoeld, en meer dan eens in ons leven. Het gevoel klein en zielig te zijn, zwak, waar je op moet steunen, hulpeloos en bang – in tegenstelling tot anderen die groter, slimmer, moediger en succesvoller lijken. Dit gevoel is niets anders dan een waanidee. Onze gewoonte om onszelf met anderen te vergelijken doet ons vergeten dat wij in Gods ogen allen gelijk zijn, allen goed en allen succesvol. De vergelijkingen die we maken beperken alleen ons eigen potentieel en zaaien angst in ons hart. Zij belemmeren onze ontwikkeling en laten ons praktisch stilstaan.