
Deze week, nu we hoogstwaarschijnlijk afscheid nemen van Benjamin Netanyahu als premier van Israël, een lied met een weemoedige, klagelijke toon, een lied van verdriet, met aan het eind een oproep om verder te gaan.
De tekst werd al in 1938 gepubliceerd door Ya’akov Orland, en op muziek gezet door David Zehavi. Hannah Rubina zong het eind jaren dertig op feesten in het Tel Avivse theater Habima. De eerste opname werd pas in 1977 gemaakt door Shlomo Artzi.
Het lied spreekt over verdriet om de stilte en de leegte in de stad, het tegen elkaar zwijgen, verdorde rozen, ramen waardoor je niet naar binnen kunt kijken.
Dan roept het lied op om weer naar buiten te gaan, naar de favoriete bankjes in de stadstuin, misschien ontmoeten we iemand die we vergeten zijn, horen dezelfde lederen nog een keer. In dromen op een koude bank gaan we terug naar het verleden, tot we op een dag elkaar op de hals kussen.
Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.