Zondag beëindigt Israël de “Tien Dagen van Verzoening”, die beginnen met Rosh HaShanah en eindigen met Jom Kippoer, de Verzoendag.
Deze tijd van nationaal berouw gaat terug tot Mozes en de berg Sinaï en heeft zijn betekenis in de moderne tijd niet verloren. Zelfs seculiere Israëli’s vragen tijdens deze tien dagen hun familie, vrienden en kennissen om vergiffenis, omdat het voor de persoon in kwestie verboden is om te weigeren.
Maar het zijn de religieuze Joden die naar de synagogen en de Klaagmuur in Jeruzalem trekken om de hele natie op te heffen voor de Almachtige en om Zijn genade te vragen voor de zonden van het afgelopen jaar.

Joodse mannen smeken namens hun volk tot de Almachtige tijdens de Verzoendagen. Foto: Olivier Fitoussi/Flash90
Dit herhaalde berouw voor mensen en voor God is iets dat in een groot deel van de kerk verloren is gegaan. Veel christenen vragen vergeving voor hun zonden als ze Jezus in hun hart hebben ontvangen, maar doen dat daarna zelden meer. Sommigen geloven dat het een keer opzeggen van het “zondaarsgebed” genoeg is om hun leven lang in bescherming te nemen. En in termen van redding en eeuwig leven is dat misschien ook wel zo.
Maar we kunnen het er zeker over eens zijn dat Mozes, Aäron, Koning David en Johannes de Doper “gered” werden en toch namen zij ongetwijfeld deel aan deze jaarlijkse verzoeningshandeling.
Meestal gaan Gods wetten en regels meer over ons dan over Hem. Hij ziet onze harten en hoeft ons niet per se de woorden te horen zeggen. Dat doen wij.