De gevechten in de Gazastrook stellen het internationaal recht voor talloze uitdagingen. Een van de grootste uitdagingen is de kwestie van proportionaliteit.
Velen erkennen Israëls recht op zelfverdediging en bevestigen dat de IDF alleen militaire doelen in Gaza aanvalt. Sommigen beweren echter dat de aanvallen disproportioneel zijn. Deze beweringen, evenals de tegenargumenten, geven vaak blijk van een verkeerd begrip van het internationaal recht.
Volgens het oorlogsrecht wordt de proportionaliteit van een aanval niet gemeten door het aantal burgerslachtoffers aan de andere kant te vergelijken. De wettelijke eis is dat een militair doel niet mag worden aangevallen als de verwachte schade aan de burgerbevolking buitensporig is in verhouding tot het verwachte militaire voordeel van de aanval.
De proportionaliteit van de aanval wordt niet afgemeten aan het aantal burgerslachtoffers, maar aan wat de bevelhebber wist of had moeten weten op het moment dat hij de aanval plande en uitvoerde.
Oorlog is een “rijk van onzekerheid”. Er kunnen op een bepaalde locatie meer burgers zijn dan verwacht, terwijl in een ander gebied een aanval op een tunnel een onbekende voorraad raketten kan raken, die vervolgens ontploffen en bijkomende schade aan burgers veroorzaken.
De Israëlische defensiemacht (IDF) neemt passende maatregelen om de schade aan burgers bij hun aanvallen tot een minimum te beperken. Dit is vooral duidelijk in de oproepen aan de bewoners van de noordelijke Gazastrook om naar het zuiden te trekken om het risico op een conflict te minimaliseren. Deze oproepen bevatten nauwkeurige instructies over de timing en veilige evacuatieroutes.
Een buitenstaander kan de proportionaliteit van de aanval niet effectief beoordelen zonder op de hoogte te zijn van de informatie over het verwachte militaire voordeel en het planningsproces van een dergelijke aanval. Het is geen toeval dat er nog nooit een zaak is geweest waarin een soldaat door een internationaal strafhof is veroordeeld voor een buitenproportionele aanval. Dit is echter geen garantie dat er in het heersende anti-Israël sentiment geen poging zal worden gedaan om de Joodse staat te gebruiken om een wereldwijd precedent te scheppen.
Er zijn elementen in het internationale juridische kader die de inspanningen van Israël belemmeren, terwijl andere ze juist ondersteunen. Dubbelzinnige oproepen van ministers en leden van de Knesset, zelfs als ze marginaal en invloedrijk zijn, zoals de oproep tot de “verovering” van Gaza, vallen in goede aarde bij degenen die de bedoelingen van Israël als buitenproportioneel willen afschilderen. Aan de ondersteunende kant staan de militaire aanklagers en het juridische adviessysteem van de regering.
Israël erkent al lang dat de juridische dimensie cruciaal is om het militaire doel te bereiken en te vertalen naar diplomatiek succes op de lange termijn.
In tegenstelling tot de misvatting dat het hier zou gaan om arm-twisting, vindt dit proces plaats in een constante dialoog tussen de juridische, militaire en politieke niveaus – van de divisiecommandant tot het Speciale Oorlogskabinet – om de meest effectieve manier te vinden om de oorlogsdoelen te bereiken binnen het kader van Israël als een rechtsgetrouwe staat.
Het internationaal recht staat het aanvallen van een legitiem militair doel toe en verbiedt alleen onnodige wreedheid. Als we dit benadrukken, zullen we ook in deze strijd winnen.