Wij zijn de Derde Tempel en moeten die niet laten verbranden

Tehila Friedman is een bescheiden, jong, nieuw lid van de Israëlische Knesset voor de partij Blauw-Wit. In haar eerste toespraak werd ze meerdere malen tot tranen toe bewogen – zeldzaam voor een Israëli, of welke politicus dan ook. Met tranen smeekte ze de politieke leiders van de natie om te stoppen met het voeren van oorlog tegen elkaar, op het moment dat er grote dreigingen van buitenaf opdoemen. Het klonk ook als een klaroenoproep tot gebed.

Door Redactie Israel Today |

Wij, de journalisten van Israel Today, werden geraakt door haar kwetsbare, transparante pleidooi voor meer empathie en verdraagzaamheid in de Israëlische samenleving. Wij brengen u onze bewerkte gedeelten van de Hebreeuwse toespraak:

In de laatste weken, sinds ik in dit ‘huis’ (Knesset of Israëlisch parlement) ben aangekomen, ben ik blijven denken aan Rabban Yochanan ben Zakkai, een van de belangrijkste rabbijnen in de Joodse geschiedenis. Rabban Zakkai slaagde erin de Joodse natie te redden na het verbranden van de Tempel door de Romeinen – door het opzetten van het Bet Midrash (Leerhuis), dat tot op de dag van vandaag de basis van het Joodse leren werd.

Rabban Yochanan ben Zakkai, afgebeeld op de grote Menorah voor de Knesset.

Ik denk aan deze leider, die [19 eeuwen geleden] in Jeruzalem woonde, in een vreselijke burgeroorlog, waarbij de Romeinen buiten staan te wachten op het juiste moment om ‘in te breken’ en alles te vernietigen. De burgeroorlog onder de Joden begon door een debat over hoe om te gaan met de Romeinen, maar werd al snel een identiteits­oorlog: ‘Wat je van de Romeinen denkt, bepaalt wie je bent. Wat je denkt dat er gedaan moet worden is wie je bent. Als ik het niet met u eens ben – dan ben ik tegen u. Helemaal. Tot aan het bloedvergieten.’

Haat heeft alles weggespoeld. In naam van de haat, werden er messen getrokken in de Tempel. In naam van de haat werden de voedsel­opslag­plaatsen, die voor de belegerde stad konden zorgen, in brand gestoken. De haat tussen de broeders veranderde in honger, en de honger werd wanhopig.

Rabban ben Zakkai was niet van de VN. Hij en zijn leerlingen kozen een kant in de strijd en vochten tegen de Joodse Zeloten. Maar op een gegeven moment verandert hij van gedachten. Hij begrijpt dat in een burgeroorlog iedereen verliest. Hij zet een verrassende stap naar Abba Sikra, de leider van de zeloten in Jeruzalem, die ook heeft geleerd dat een burgeroorlog gevaarlijker is dan de vijand daarbuiten. Maar Sikra, die het ‘vuur’ heeft aangestoken, ontdekt dat hij het niet meer onder controle kan houden. Zijn volk luistert niet naar hem. De haat die hij verspreidt is sterker geworden dan hij.

Het hoofd van de zeloten en het hoofd van de gematigden slagen er samen in om Rabban Yochanan ben Zakkai uit Jeruzalem te smokkelen. Niet om het wiel terug te draaien – maar om iets nieuws te beginnen, om de basis te leggen voor de dag na de vernietiging.

Tweeduizend jaar zijn verstreken sinds Rabban Yochanan. We zijn teruggekeerd naar Jeruzalem en hebben een land gebouwd. Maar nu bevinden we ons weer op dezelfde enge plek. Er woedt buiten een dodelijke plaag. En binnen woeden dezelfde destructieve verlangens om elkaar te verslaan. Dezelfde blindheid en dwaasheid, dezelfde kwaad­aardige haat tussen ons die ervoor zorgt dat we het grootste deel van onze energie investeren in de interne strijd. En weer, zoals toen, verbranden we de voorraadschuren van vertrouwen. We laten de systemen van de overheid afbrokkelen. We brengen, met krankzinnige onverant­woor­delijk­heid, het bestaan van ons gemeenschappelijk huis in gevaar.

Temidden van de dagen met Corona, tijdens een gezondheids-, economische en sociale crisis die we nooit hebben gekend, met een crisis in de regering na anderhalf jaar van verlamming, zonder goedgekeurde begroting, een ernstig tekort en een recessie, zijn er weer mensen die elkaar willen verscheuren. Om opnieuw elke wond en elk maatschappelijk litteken aan te pakken en te slaan tot het bloedt. Opnieuw maken we de pijn van anderen belachelijk en bespotten we die.

Drie keer, in anderhalf jaar tijd, proberen we de ander te onderwerpen en een verkiezing te winnen. Het moet stoppen. We moeten stoppen met proberen elkaar te verslaan.

Ik ben Joods, religieus, zionistisch, nationalistisch, feministisch en Jeruzalemitisch. Ik ben opgegroeid met een bepaalde taal en traditie. Ik ben opgegroeid in een huis en een gemeenschap en een traditie die mij heeft gevormd. Er is veel waarheid en schoonheid en goedheid in mijn wereld. Maar niet de hele waarheid. Niet al het mooie, niet al het beste. Ik wil niet dat iedereen mij wordt. Ik wil niet dat iedereen in dezelfde dingen gelooft als ik. Omdat ik weet dat er ook in andere gemeenschappen en werelden waarheid en schoonheid en goedheid is. En ik heb iets van hen te leren.

Ik heb iets te leren van de oosterse Joodse tradities, van de Joden uit de Sovjet-Unie, van de Ethiopische Joden, van de nakomelingen van de pioniers in de nederzettingen voor arbeiders, van de individua­listische liberalen en van de ultraorthodoxen. Ik heb iets te leren van de Arabieren, de Druzen en ook van de Joden van de Diaspora.

Het is waar dat sommige van deze groepen en sectoren principes, waarden en acties hebben waar ik me sterk tegen verzet, en sommige daarvan bedreigen me zelfs als vrouw, als Jood, als zionist, als religieuze Jood. Ik herinner me en weet dat in elk van de groepen, in zowat elke groep, er mensen zijn die hun weg als de enige juiste weg zien en geloven dat binnenkort iedereen zal erkennen dat ze gelijk hebben, en dat ze net als zij willen zijn, zodat ze kunnen regeren.

Maar er zijn ook mensen die begrijpen dat onze verschillen niet tijdelijk zijn. Dat we samen zijn, en dat dit de uitdaging van ons leven is. Hiermee probeer ik een ‘verbond van gematigden’ te smeden. Met degenen uit alle sectoren die deze uitdaging begrijpen, die ‘samenleven’ wordt genoemd. Om de macht te beperken van degenen aan de rand die ons gek maken, en een gemeenschappelijk centrum te creëren.

Ik spreek op een zachte toon, ik weet het, en men kan denken dat mijn boodschap ook van een zacht en compromissen sluitend centrum is. Maar het tegenovergestelde is waar. Mijn centrum is een jaloers centrum, niet bereid om compromissen te sluiten over zijn centraliteit en het nemen van verant­woor­delijk­heid te nemen voor alle inwoners van het land. Om er een plek van te maken voor iedereen die echt wil samenleven, waar een grens is aan fanatisme, waar grenzen zijn aan het egoïsme. Een centrum dat zich inzet voor gematigdheid, democratie en een Jodendom dat ruimte maakt. Een centrum dat in zich de regels van het spel beschermt die ons in staat stellen een geschil te hebben, zonder in stukken uiteen te vallen.

Rabbijn Avraham Yitzchak HaCohen Kook schreef vele jaren geleden over ‘drie krachten’ die ‘nu worstelen binnen ons kamp (…) het heilige, de natie en de mensheid.’ In onze woorden: religiositeit, nationalisme en humanisme. Rabbijn Kook, een toegewijd religieus man, wist hoe gevaarlijk absolute heiligheid, absoluut nationalisme of absoluut humanisme waren. Niemand heeft alleen gelijk. Een gezonde samenleving is een samenleving die deze drie krachten heeft. Niet alleen om elkaar in toom te houden, maar omdat we elkaar nodig hebben.

In de zes weken dat ik in dit huis (Knesset) ben geweest, heb ik eindeloos veel spot en gif gehoord tegen hele groepen in de Israëlische samenleving. Ik hoorde de hoop dat ‘zij’ hier zouden verdwijnen. En ‘wij’ zullen zonder belemmeringen kunnen regeren.

Laat me je iets vertellen – ze zullen niet verdwijnen. Houd zoveel verkiezingen als je wilt – niemand zal verdwijnen. Als we blijven proberen om elkaar te verslaan, zal de toekomst van de Staat Israël worden verslagen. Wat verslagen zal worden, zal onze wederzijdse inzet zijn, onze innerlijke kracht, het vermogen om dit wonder, dat de Staat Israël wordt genoemd, voort te zetten.

We leven in een wonder. Ik ben de dochter van een parachutist van de bevrijders van Jeruzalem. De vader van mijn man is een parachutist van de bevrijders van Jeruzalem en ik woon en voed mijn kinderen op in Jeruzalem. Mijn eenvoudigste en meest elementaire dagelijkse leven is de vervulling van de grootste profetieën van de profeten van Israël: van oude mannen en vrouwen die zich verheugen op de straten van een stad, jongens en meisjes die spelen. Wat voor mijn grootouders een moeilijk voor te stellen droom was, is voor mij de eenvoudige realiteit van mijn leven.

Maar ik nam het nooit voor lief. Judah Amichai leerde ons: ‘Van een afstand lijkt alles op een wonder, maar van dichtbij ziet zelfs een echt wonder er niet zo uit. Zelfs iemand die door de Rode Zee liep, waar het water werd gescheiden, zag alleen de zwetende rug van de persoon die voor hem liep…’

Ik heb een wonder dat ik erken als een wonder. Ik dank God voor het recht om in dit wonder te leven. En bovenal voel ik me er verantwoordelijk voor. Voor zijn welzijn en heelheid.

Ik ben hier gekomen om deel uit te maken van een leiderschap dat zich inzet voor het voortbestaan van het wonder dat de Staat Israël heet. Een leiderschap dat geen wraak wil nemen voor onrechtvaardigheden, voor zijn eigen kameraden zorgen, erop staan gerechtvaardigd te worden. Maar die wil rehabiliteren en genezen, zich van binnenuit verzoenen. Een leiderschap dat de ander niet wil onderwerpen.

Niet het leiderschap van moordenaars. Ik vraag om het leiderschap van de genezers. Ik geloofde in een eenheidsregering en de noodzaak om samen te werken. Ik geloof nog steeds dat dit de enige manier is om de basis te leggen voor de volgende fase in het leven van ons land. Om ons te redden van de vernietiging. Om onszelf opnieuw uit te vinden.

Ik heb een groot deel van mijn professionele en openbare leven gewijd aan het creëren van een nieuw Israëlisch en Joods politiek en sociaal centrum. Ik geloof dat onze verantwoordelijkheid en plicht is zoals Rabban Yochanan ben Zakkai, om een alliantie van gematigden te maken. Om een nieuw Israëlisch centrum te creëren dat zichzelf definieert volgens wat het is, en niet volgens wat het niet is.

Dit zijn de dagen van het Derde ‘Huis’ *. En net zoals de twee die eraan voorafgingen, kon het gemakkelijk versplinteren en opbranden. Het is niet vanzelf­sprekend. De stabiliteit ervan is onze ver­ant­woor­delijk­heid. Het bestaan ervan hangt van ons af. Dit is onze beurt. We zijn nu op afroep.’

[* Opmerking van de redactie: De eerste twee tempels – de ‘huizen’ van Salomo en Herodes – werden vernietigd. Velen zien de moderne Staat Israël metaforisch als het Derde Huis.]

Wilt u meer nieuws over Israël ontvangen? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuws­brief.