Wanneer zal het koninkrijk Israël worden hersteld?

‘Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?’ vroegen Jezus’ apostelen Hem, kort voordat Hij afscheid van hen nam en terugkeerde naar zijn Vader. Een invloedrijke rabbijn helpt christenen het herstel van Israël begrijpen, zelfs in hun ongeloof.

Door David Lazarus |

Voor de Joden was de vraag een kwestie van leven of dood. Volgens veel christenen komt deze vraag van de discipelen voort uit geestelijke onwetendheid. Voor sommige christenen is het herstel van het Joodse volk nog steeds een schandaal, maar voor de Joden is het een reddingslijn en een vervulling van verbondsbeloften.

Voor de Joden

In de tijd dat de discipelen aan Jezus vroegen:’ Wanneer zal het koninkrijk van Israël worden hersteld?’ (Hande­lingen 1:6) werd Jeruzalem bezet door net heidense Romeinse Keizerrijk. Joden werden gekruisigd, als slaven verkocht en de tempel stond op het punt om te worden vernietigd. Voor de Joden, die tijdens de eerste eeuw leefden, werd het voortbestaan van Israël en het Joodse volk bedreigd. Evenals alle Joden wilden de discipelen van Jezus terecht weten wanneer Jeruzalem en de Joodse natie zouden worden hersteld

Deze Joodse volgelingen van Jezus geloofden met hun hele hart in de verbonden en de beloften van het herstel van Israël, zoals in de Schrift werd voorzegd. Jezus Zelf vertelde hen dat Hij verwachtte ‘dat Jeruzalem door de heidenen vertrapt zal worden, totdat de dagen van de heidenen vervuld zullen zijn’ (Lucas 21:24 HSV).
Voor de Joden uit de eerste eeuw werden met ‘heidenen’ Romeinen bedoeld, en die moesten ten val worden gebracht, zodat Israël als volk door kon gaan met het vervullen van de bestemming die haar door God was gegeven.

Het antwoord van de Messias was dat het beloofde herstel in de handen van de Vader is. Hij alleen heeft de autoriteit om Zijn wil te vervullen en om de tijden en de seizoenen te bepalen wanneer het voltooid zal zijn.
Sprekende over Zijn tweede komst vertelde Jezus de discipelen ‘Maar die dag en dat moment is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, ook aan de Zoon niet, maar alleen aan de Vader.’ (Markus 13:32 HSV).

Dit idee, bevestigd door de Messias, komt veel voor in de rabbijnse literatuur. ‘Niemand weet wanneer het huis van David hersteld zal worden. Het antwoord van Jezus is net zo kenmerkend voor de rabbijnse tijdgeest als de vraag van de discipelen’, merkte rabbi Abraham Joshua Heschel op in zijn boek ‘Israel: An Echo of Eternity’.

Voor de christenen

Herschel legt verder uit, hoe christenen deze tekst en de belofte van het koninkrijk aan Israël op een verschil­lende manier interpreteerden. Een tweedeling in het vroeg­christelijke denken toont aan, dat het standpunt van de Galileese discipelen verschilde van dat van de hellenistische christenen, schrijft hij. ‘De oorspronkelijke hoop van de discipelen was dat het koninkrijk in de apocalyptische betekenis nabij was. De hellenistische christenen die uiteindelijk de overhand kregen, predikten het evangelie echter als iets dat voor ieder individu betekenis voor deze tijd heeft, ongeacht het eschato­logische koninkrijk.’

Volgens Heschel was er vanaf het begin bij de christenen de neiging om elke wereldse of politieke relevantie van de vroeg-christelijke boodschap te negeren. De vraag van de apostelen werd dus eerder bekritiseerd dan gewaardeerd. Calvijn, bijvoorbeeld, beweert dat er net zoveel dwalingen in deze vraag zitten als dat er woorden zijn.

Heschel geeft hier enkele citaten die laten zien hoe christelijke schrijvers de vraag van de discipelen over het koninkrijk Israël interpreteren als ‘geestelijke onwetendheid en hardheid des harten van de discipelen’.

‘De hardheid des harten van de discipelen is hier duidelijk zoals het evangelie van Markus beschrijft; ze verwachten een materieel koninkrijk, want de Geest was nog niet op hen uitgestort om hun er meer inzicht over te geven.’ (C.S.C. Williams, A Commentary on Acts)

‘De vraag van de discipelen is de verduisterde uiting van vleselijke en ongeïnspireerde gedachten.’ (G.T. Stokes, The Acts of the Apostles)

‘Het antwoord van Jezus is een berisping van de discipelen.’(R.B. Rackham, The Acts of Apostles.’

‘De apostelen waren Joden’, legt Rabbi Heschel uit, ‘en zij deelden de hoop van hun volk om het koninkrijk van God werkelijkheid te zien worden in het herstel van Israëls nationale identiteit. De verwachting was tot in hun diepste wezen uitgeblust door de tirannie van het Romeinse bestuur. Het antwoord [van Jezus] bevestigt de verwachting dat het koninkrijk zal worden hersteld voor Israël– een verwachting die keer op keer wordt uitgedrukt in de oude Joodse liturgie. (…) Het antwoord van Jezus is niet een berisping van de hoop van de apostelen; het is eerder een ontmoediging van Messiaanse berekeningen (lees Lukas 17:20-21)

Gedurende het grootste deel van de 2000-jarige geschiedenis van het christendom, was het idee dat Israël naar zijn vaderland zou terugkeren vóór een nationale opwekking van Joden die Jezus als Messias aanvaarden, ondenkbaar. Als de diaspora hun straf is voor het verwerpen van de zoon van God, hoe kunnen we dan het herstel van Jeruzalem onder Joodse soevereiniteit en de terugkeer van het Joodse volk naar hun vaderland begrijpen, terwijl ze nog in ongeloof verkeren?

Er kan maar één verklaring zijn, en de apostel Paulus vat dat samen in zijn brief aan de Romeinen (hoe passend!): ‘De God van Israël is barmhartig en Zijn wijsheid zijn voor ons niet te bevatten; hij verstootte Zijn volk niet, zoals sommigen dachten: ‘Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen. Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk’. ‘En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.’ (Hoofdstuk 11: 28-29, 26).

Als Paulus vandaag zou leven zou hij er misschien in een brief aan de kerk aan toevoegen: ’Jullie hadden het mis wat Israël en het Joodse vol betreft. De trouw van de Vader aan Zijn volk Israël getuigt ervan dat Hij jullie, Zijn volk, de kerk, nooit zal verlaten, ondanks jullie overtredingen tegen Mijn volk. Zie Mijn heerlijkheid, bekeer u en zondig niet meer tegen mijn volk Israël.’

Wilt u meer nieuws over Israël ontvangen? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuws­brief.