De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Shemini (Achtste) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 9:1 – 11:47,
✡ Profetenlezing: 2 Samuel 6:1 – 7:17,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 7:1-19.
In verband met het thema wijken we daar van af.
Een gedeelte uit de Torahlezing
Direct na de zonde van de priesters Nadab en Abihu, staat dit verbod op het drinken van wijd en sterke drank door de priesters. Nadab en Abihu ontstaken beiden wierook op hun wierookschaal met vreemd vuur, vuur dat niet van bet brandofferaltaar afkomstig was, waarna God hen doodde. Waren zij dronken, of overmoedig geworden door de alcohol? Het roept op tot nuchterheid en nederigheid.
De HEERE sprak tot Aäron: Wijn en sterke drank mag u niet drinken, u niet en uw zonen met u ook niet, als u de tent van ontmoeting binnenkomt, opdat u niet sterft – het is een eeuwige verordening, al uw generaties door – zowel om onderscheid te kunnen maken tussen het heilige en het onheilige, tussen het onreine en het reine, als om de Israëlieten in al de verordeningen te kunnen onderwijzen die de HEERE door de dienst van Mozes tot hen gesproken heeft.
Leviticus 10:8-11 (HSV).
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Wie koning Lemuel was weten we niet, maar de woorden van zijn moeder zijn wijs. Zij roept haar zoon op om nuchter en helder te zijn, om een rechtvaardig oordeel te kunnen uitspreken in rechtszaken.
De woorden voor koning Lemuel, de last waarmee zijn moeder hem onderwezen heeft. Wat, mijn zoon, en wat, zoon van mijn schoot, ja, wat zal ik je aanraden, zoon van mijn geloften? Geef je kracht niet aan de vrouwen en je wegen niet om koningen te verdelgen.
Het past koningen niet, Lemoël, het past koningen niet wijn te drinken, of dat vorsten vragen: Waar is er sterke drank? Anders zal hij drinken en vergeten wat verordend is, de rechtszaak van alle ellendigen verdraaien. Geef sterke drank aan wie dreigt om te komen, en wijn aan hen die bitter bedroefd van ziel zijn. Laat hem drinken en zijn armoede vergeten, en niet langer aan zijn moeite denken.
Open je mond voor een stomme, voor de rechtszaak van allen die verkwijnen. Open je mond, oordeel met rechtvaardigheid, en verschaf recht aan de ellendige en de arme.
Spreuken 31:1-9 (HSV).
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Voor de oudsten van de gemeenten geldt het zelfde als voor de priesters: Nuchter en toegewijd zijn, eerst aan zijn eigen gezin, dan aan de gemeente van God. Hij noemt ons immers ‘een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte’, zoals Petrus het verwoordde.
Dit is een betrouwbaar woord: als iemand verlangen heeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffelijk werk. Een opziener nu moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw, beheerst, bezonnen, eerbaar, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, niet verslaafd aan wijn, niet vechtlustig, niet uit op schandelijke winst, maar welwillend, niet strijdlustig en zonder geldzucht.
Hij moet goed leiding geven aan zijn eigen huis, zijn kinderen onderdanig houden, in alle waardigheid. Want als iemand niet weet hoe hij leiding moet geven aan zijn eigen huis, hoe zal hij voor de gemeente van God zorg dragen? Hij mag geen pasbekeerde zijn, opdat hij niet verwaand wordt en daardoor onder het oordeel van de duivel valt.
1 Timotheüs 3:1-6 (HSV).
Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.