Shabbatslezingen: Help je broeder in problemen

We lezen deze week over het Jubeljaar en de lossing, het terugkopen, van bezit dat een broeder in zijn armoede heeft moeten verkopen. Dat is een oproep om zorg voor elkaar te hebben en er voor te zorgen dat er geen armoede wordt geleden in de gemeente.

Door Anat Schneider |

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Behar (Op de berg) + Bechoekotai (In mijn verordeningen) zijn:

✡ Torahlezing: Leviticus 25 – 27,
✡ Profetenlezing: Jeremia 32:6-27 en 16:19 – 17:14,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Lukas 4:14-22 en Matteüs 22:1-14.
In verband met het thema wijken we daar van af.

Gedeelten uit de Torahlezing
U moet het vijftigste jaar heiligen en vrijlating in het land uitroepen voor alle bewoners ervan. Het is jubeljaar voor u: ieder zal terugkeren naar zijn eigen bezit en ieder zal terugkeren naar zijn familie.


En wanneer uw broeder in armoede raakt en met lege handen staat, dan moet u hem steunen, ook als hij een vreemdeling en bijwoner is, zodat hij bij u in leven blijft. U mag geen rente of winst van hem nemen, maar u moet uw God vrezen, zodat uw broeder bij u in leven blijft. U mag uw geld niet met rente aan hem lenen en u mag uw voedsel niet tegen winst geven. Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte geleid heeft om u het land Kanaän te geven om u tot een God te zijn.

Leviticus 25:10 en 35-38 (HSV).

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Er ontstond een luid geroep van het volk en van hun vrouwen tegen hun broeders, de Joden. Er waren er die zeiden: Onze zonen, onze dochters en wijzelf zijn met velen. Dus moeten we aan graan zien te komen, zodat wij kunnen eten en in leven blijven. Ook waren er die zeiden: Wij staan op het punt onze velden, onze wijn­gaar­den en onze huizen tot onderpand te geven, zodat wij aan graan kunnen komen tegen de honger. Verder waren er die zeiden: Wij hebben geld geleend voor de belasting aan de koning, op onze velden en onze wijngaarden. Welnu, zoals het vlees van onze broeders is ook ons vlees; zoals hun zonen zijn ook onze zonen. En zie: wij staan op het punt onze zonen en onze dochters aan de slavernij te onderwerpen en er zijn er van onze dochters die al aan de slavernij zijn onder­worpen, en dat buiten onze macht, en onze velden en onze wijngaarden behoren aan anderen toe.
Ik ontstak in hevige woede toen ik hun geroep en deze dingen hoorde. Ik ging bij mijzelf te rade en ik riep de edelen en de machthebbers ter verantwoording en zei tegen hen: U leent geld uit tegen rente, ieder aan zijn broeder!
Vervolgens belegde ik een grote vergadering tegen hen. Ik zei tegen hen: Wíj hebben onze broeders, de Joden, die aan de heidenvolken verkocht waren, teruggekocht zoveel als in ons vermogen lag; gaat ú nu weer uw broeders verkopen zodat ze weer aan ons zouden worden verkocht? Toen zwegen zij en vonden geen antwoord. En ik zei: Wat u doet, is niet goed. Moet u niet wandelen in de vreze van onze God vanwege de smaad van de heidenvolken, onze vijanden? Lenen ook ik, mijn broers en mijn knechten geld en graan aan hen tegen rente? Laten we toch deze rente achterwege laten. Geef hun toch vandaag nog hun velden, hun wijngaarden, hun olijfbomen en hun huizen terug, en ook het honderd­ste deel van het geld en het graan, de nieuwe wijn en olie, die u hun leent.
Toen zeiden ze: Wij zullen het teruggeven en wij zullen niets meer van hen eisen. Zo zullen we doen, zoals u het zegt. Toen riep ik de priesters en ik liet hen zweren om dienovereenkomstig te handelen. Ook schudde ik de plooi van mijn mantel uit en ik zei: Zo moge God elke man die dit woord niet gestand zal doen, uitschudden uit zijn huis en uit zijn arbeid, en zo moge hij uitgeschud en leeg zijn. En de hele gemeente zei: Amen! En zij prezen de HEERE en het volk handelde dien­over­een­kom­stig.

Nehemia 5:1-13 (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Houd weduwen die werkelijk weduwen zijn, in ere. Maar indien een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, laten dezen leren vóór alles thuis godsvrucht te beoefenen en aan hun voorgeslacht te vergelden wat ze aan hen te danken hebben. Want dat is goed en welge­vallig in de ogen van God. Zij nu die werkelijk weduwe is, en alleen is overgebleven, hoopt op God, en volhardt in smekingen en gebeden, nacht en dag. Maar zij die haar lusten volgt, is levend dood. Beveel ook dit, opdat zij onberispelijk zijn. Maar als iemand de zijnen en vooral zijn huisgenoten niet verzorgt, heeft hij het geloof verloochend en is hij erger dan een ongelovige.
1 Timotheüs 5:3-8 (HSV).

Wat doe je wanneer je broeder in de problemen zit?
Deze zin komt drie keer voor in één hoofdstuk: ‘En wanneer uw broeder in armoede raakt …‘ (Leviticus 25, de verzen 25, 35 en 39). De Bijbel is minimalistisch geschreven. Dus als een zin herhaald wordt, is dat belangrijk.

De stam van het hier gebruikte woord ‘armoede’ betekent in het oorspronkelijke Hebreeuws ‘vernederd worden’. Dit beschrijft de situatie wanneer een familielid of vriend of buur, een neergang meemaakt financieel, geestelijk, geestelijk etc.
Van hoog naar laag.
Van succes naar mislukking.
Van rijkdom naar armoede.
Van een staat van veiligheid naar een staat van ongerustheid.
Van een opgewekte stemming naar depressie.

Dit hoofdstuk benadrukt onze plicht om gevoelig te zijn voor anderen. Het is zo belangrijk om aandacht te schenken aan de toestand van de mensen om ons heen.

Wanneer iemand zich ongelukkig voelt, is dat een oproep tot actie, een oproep voor ons om hun benarde toestand te zien, het leed van een medemens. Dit is een oproep om hem te steunen en ‘vast te houden’ (Lev. 25:35), hem niet te laten vallen, maar hem uit zijn moeilijkheden te verlossen ( ‘… dan moet zijn losser komen die nauw aan hem verwant is…’ Leviticus 25:25).

Dit is het tegenovergestelde van misbruik maken van iemand in zijn zwakheid. Deze verzen dragen ons op om op deze momenten dichter bij anderen te komen en echte zorgzaamheid te tonen. We moeten een hand uitsteken.

In deze tijd [dit artikel is geschreven in 2020] verkeren veel bedrijven in een financiële crisis. Mensen die hun huizen en levensonderhoud met hun blote handen hebben opgebouwd, worden gedwongen hun bedrijven te sluiten en hun middelen te zien wegvloeien. Velen van hen kunnen economisch niet overleven.

Vroeger gingen mijn man en ik van tijd tot tijd eten in een restaurant dat ‘Mona’ heette. Dit charmante restaurant in het hart van Jeruzalem had sfeer, heerlijk eten en vriendelijke werknemers. Het restaurant was opgericht door drie jonge mannen, die er hun geld en tijd in hadden geïnvesteerd. We waren trots op hen. Onlangs belden ze mijn man Aviel om hem te vertellen over hun financiële problemen en hun inspanningen om het restaurant te redden te midden van de corona­crisis.

De economische crisis heeft ons allemaal op de een of andere manier overvallen. Voor onze vrienden in dat restaurant werd het een kwestie van overleven. We hielpen hen en wierven anderen voor hun zaak. Hun benarde toestand was een oproep aan ons om hen niet te negeren.

Iemand in onze omgeving heeft misschien een geliefde verloren. We moeten hen helpen verder te gaan met hun leven, met waardigheid. Het leven kan snel veran­deren, als een blad dat in de wind waait. Deze zin in Leviticus leert ons dat onze levens op aarde met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk zijn.
We zijn allemaal verweven in een groter menselijk weefsel. We zijn hier voor een korte tijd. Alles wat we denken te bereiken of te verdienen is niet echt van ons alleen.

Dus, in het jubeljaar, werden alle schulden vereffend. Slaven werden vrijgelaten. Het land keerde terug naar zijn oorspronkelijke eigenaars, wat ons eraan herinnert dat we alles zullen teruggeven aan de Schepper van de wereld, aan wie het uiteindelijk toebehoort.

Het is tijd om onszelf te bevrijden van zelf opgelegde lasten. Laten we minder vasthouden aan dingen waarvan we denken dat ze essentieel zijn voor ons leven, zoals waar we wonen, hoeveel geld we hebben, opleiding, status op het werk. Laten we onze ideeën over wie sterk, zwak, slim of waardevol is loslaten. Voor God zijn we allemaal gelijk. We zijn allemaal slaven, en de Gezegende is degene die ons bevrijd heeft.

Deze tijd is een stopteken, een rood stoplicht dat ons opdraagt even te pauzeren in onze persoonlijke wedloop, om ons heen te kijken, onze verworvenheden opzij te zetten; en uit oprechte nederigheid anderen te helpen. We mogen niet vergeten waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan!

Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.