De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Korach zijn:
✡ Torahlezing: Numeri 16-18,
✡ Profetenlezing: 1 Samuel 11:14 – 12:22,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Handelingen 5:1-11.
In verband met het thema wijken we daar van af.
Een gedeelte uit de Torahlezing
Donderdag schreef David Shishkoff over Korach, Dathan en Abiram, die in opstand kwamen tegen het bevoegd gezag, de leider Mozes en de hogepriester Aäron. Ze overleefden het niet. Om eens en voor altijd duidelijk te maken, aan wie God het hogepriesterschap heeft opgedragen, volgt er een test met staven, takken van de amandelboom. En wanneer Aärons staf bloeit en vrucht draagt, is dit voor ieder duidelijk.
De HEERE sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en neem van hen een staf voor elke familie, van al hun leiders, naar hun families, twaalf staven. Ieders naam moet u op zijn staf schrijven. Maar de naam van Aäron moet u schrijven op de staf van Levi, want één staf moet er zijn voor het hoofd van hun families. En u moet ze neerleggen in de tent van ontmoeting, vóór de getuigenis, waar Ik u ontmoeten zal.
En het zal gebeuren dat de staf van de man die Ik verkies, in bloei zal staan. En Ik zal het gemor van de Israëlieten over Mij, waarmee zij tegen u morden, tot zwijgen brengen. Mozes sprak tot de Israëlieten en al hun leiders gaven hem een staf, voor elke leider één staf, naar hun families, twaalf staven. De staf van Aäron was ook onder hun staven. En Mozes legde de staven neer voor het aangezicht van de HEERE, in de tent van de getuigenis.
De volgende dag gebeurde het, toen Mozes in de tent van de getuigenis kwam, dat, zie, de staf van Aäron voor het huis van Levi in bloei stond. Hij bracht bloesem voort en bloeiende bloemen, en droeg amandelen. Toen bracht Mozes al deze staven van voor het aangezicht van de HEERE naar buiten, naar al de Israëlieten. En zij zagen het, en namen elk hun staf.
Toen zei de HEERE tegen Mozes: Breng de staf van Aäron terug vóór de getuigenis, om hem te bewaren, als teken voor de opstandigen. En u zult een einde maken aan hun gemor over Mij, opdat zij niet sterven. Mozes deed het. Zoals de HEERE hem geboden had, zo deed hij.
Numeri 17:1-11 (HSV).
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Nadat een leger onder leiding van koning Saul de stad Jabes had verlost van de Ammonieten, waren de twijfels over Sauls koningschap verdwenen. Met deze overwinning bevestigde God zijn koningschap, en kon de profeet Samuël met een gerust hart met pensioen gaan.
Toen zei het volk tegen Samuel: ‘Wie is hij die zei: “Zou Saul over ons regeren?” Geef hier die mannen, dan zullen wij hen doden.’ Maar Saul zei: Er zal op deze dag niemand gedood worden, want de HEERE heeft Israël vandaag verlossing geschonken. En Samuel zei tegen het volk: Kom, laten wij naar Gilgal gaan en het koningschap daar vernieuwen. Toen ging heel het volk naar Gilgal en stelde Saul daar in Gilgal aan tot koning, voor het aangezicht van de HEERE; en zij brachten daar dankoffers voor het aangezicht van de HEERE. En Saul verheugde zich daar buitengewoon, met al de mannen van Israël.
Toen zei Samuel tegen heel Israël: Zie, ik heb naar uw stem geluisterd in alles wat u mij gezegd hebt, en ik heb een koning over u aangesteld. En nu, zie, de koning gaat u voor; ík ben oud en grijs geworden, en mijn zonen, zie, zij zijn onder u. Ik ben u van mijn jeugd af tot op deze dag voorgegaan. Zie, hier ben ik, leg getuigenis tegen mij af in de tegenwoordigheid van de HEERE en in de tegenwoordigheid van Zijn gezalfde: van wie heb ik een rund afgenomen, van wie heb ik een ezel afgenomen, wie heb ik onderdrukt, wie heb ik mishandeld, uit wiens hand heb ik zwijggeld aangenomen om mijn ogen voor hem te sluiten? Dan zal ik het u teruggeven. Toen zeiden zij: U hebt ons niet onderdrukt, u hebt ons niet mishandeld en u hebt uit niemands hand iets genomen. Toen zei hij tegen hen: De HEERE is getuige tegen u, en Zijn gezalfde is op deze dag getuige, dat u bij mij niets gevonden hebt. En het volk zei: Hij is getuige.
1 Samuël 11:14 – 12:5 (HSV).
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Ook de apostel Paulus roept op tot gehoorzaamheid aan de overheid, of die nu geleid wordt door een partij waarop u heeft gestemd, of juist door geheel andere partijen. Onze overheid kan nooit slechter zijn dan de Romeinse overheid waarmee Paulus te maken had.
Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld, zodat hij die zich verzet tegen het gezag, tegen de instelling van God ingaat, en wie daartegen ingaan, zullen over zichzelf een oordeel halen. Want voor de overheid hoeft men niet te vrezen, wanneer men goede werken doet, maar wel als men kwade werken doet. Wilt u nu van het gezag niets te vrezen hebben, doe het goede en u zult er lof van ontvangen. Zij is immers Gods dienares, u ten goede. Als u echter kwaad doet, vrees dan, want zij draagt het zwaard niet zonder reden. Zij is namelijk Gods dienares, een wreekster tot straf voor hem die het kwade doet. Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen omwille van de straf, maar ook omwille van het geweten. Om die reden immers betaalt u ook belastingen. Het zijn namelijk dienaars van God, die juist daarmee voortdurend bezig zijn. Geef dus aan allen wat u verschuldigd bent: belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eer aan wie eer toekomt.
Romeinen 13:1-7 (HSV).
Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.