Shabbatslezingen: God laat zich niet dwingen

‘Door geen bekommeringen, geen klagen en geen pijn, laat God zich iets ontwringen: Hij wil gebeden zijn’, schreef de Duitse dichter Paul Gerhard. God liet zich niet dwingen door overmoedige Israëlieten, door de aanwezigheid van de Ark, of door onterecht gebruik van de Naam van Jezus.

Door Redactie Israeltoday.nl |

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Shelach lecha (Stuur voor jezelf) zijn:

✡ Torahlezing: Numeri 13-15,
✡ Profetenlezing: Jozua 2:1-24,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 3:7 – 4:11.
In verband met het thema wijken we daar van af.

Een gedeelte uit de Torahlezing
De twaalf verspieders keerden terug van hun tocht, en tien van hen brachten een ontmoedigend verslag over. Het volk laat zich hierdoor meeslepen en wil naar Egypte terugkeren. God straft het volk: 38 jaar zullen zij door de woestijn zwerven, alleen de jongeren zullen het land in bezit nemen. Toch waagt een groep het – tegen Mozes waarschuwing in – een inval te doen in het land.

Mozes sprak deze woorden tot al de Israëlieten. Toen treurde het volk zeer. Zij stonden ’s morgens vroeg op en klommen naar de top van de berg en zeiden: Zie, hier zijn wij, wij zullen op weg gaan naar de plaats waarvan de HEERE gesproken heeft, want wij hebben gezon­digd. Maar Mozes zei: Waarom overtreedt u zo het bevel van de HEERE? Want dat zal niet voorspoedig verlopen. Ga niet op weg, want de HEERE zal niet in uw midden zijn, zodat u niet door uw vijanden verslagen wordt. Want de Amalekieten en de Kanaänieten staan daar vóór u, en u zult door het zwaard vallen, want omdat u zich van achter de HEERE afgekeerd hebt, zal de HEERE niet met u zijn. Toch probeerden zij over­moedig naar de top van de berg te klimmen, maar de ark van het verbond van de HEERE en Mozes weken niet uit het midden van het kamp. Toen kwamen de Amalekieten en de Kanaänieten, die in dat bergland woonden, naar beneden en versloegen hen, en zij verpletterden hen, tot Horma toe.
Numeri 14:39-45 (HSV).

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Hoe dwingen we God, om ons bij te staan in de strijd tegen de Filistijnen, onze eeuwige vijanden? Door zijn Verbondsark mee te nemen in de strijd, dachten de Israëlieten. Maar God liet zich niet dwingen. De nederlaag was nog groter als eerst, en de Ark werd buit gemaakt.

De Filistijnen stelden zich op tegenover Israël. Toen de strijd zich uitbreidde, werd Israël door de Filistijnen verslagen; want zij doodden in de gelederen in het veld ongeveer vierduizend man. Toen het volk in het kamp teruggekomen was, zeiden de oudsten van Israël: Waarom heeft de HEERE ons vandaag vóór de Filistijnen verslagen? Laten wij vanuit Silo de ark van het verbond van de HEERE bij ons nemen, en laat die in ons midden komen, opdat die ons zal verlossen uit de hand van onze vijanden. Toen zond het volk boden naar Silo, en men bracht vandaar de verbondsark van de HEERE van de legermachten, Die tussen de cherubs troont; en de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, waren daar met de ark van het verbond van God. En het gebeurde, toen de ark van het verbond van de HEERE in het kamp kwam, dat heel Israël zo’n uitbundig gejuich aanhief dat de aarde dreunde. Toen de Filistijnen het geluid van het gejuich hoorden, zeiden zij: Wat betekent het geluid van dit uitbundige gejuich in het kamp van de Hebreeën? Toen zij vernamen dat de ark van de HEERE in het kamp gekomen was, werden de Filistijnen bevreesd, want zij zeiden: God is in het leger gekomen. En zij zeiden: Wee ons, want iets dergelijks is er sinds jaar en dag. niet gebeurd. Wee ons, wie zal ons redden uit de hand van deze machtige goden? Dit zijn dezelfde goden die de Egyptenaren met alle plagen getroffen hebben, bij de woestijn. Filistijnen, vat moed en wees mannen, anders zult u de Hebreeën moeten dienen zoals zij u gediend hebben. Wees mannen, en strijd! Toen streden de Filistijnen, en Israël werd verslagen, en zij vluchtten, ieder naar zijn tent. De nederlaag was zeer groot, er viel van Israël dertigduizend man voetvolk. En de ark van God werd meegenomen, en de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, stierven.
1 Samuel 4:2-11 (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Heel Efeze sprak over de wonderen die God door de handen van Paulus verrichtte, en enkele Joodse geesten­bezweerders die Jezus niet kennen of dienen willen een graantje meepikken door in de naam van Jezus demonen uit te drijven. Die zijn niet onder de indruk…

En God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus, zo zelfs dat, als de zweetdoeken of de doeken die hij om zijn middel droeg, van zijn lichaam op de zieken gelegd werden, de ziekten van hen weken en de boze geesten uit hen weggingen.
En enkelen van de rondtrekkende Joodse duivel­bezweerders waagden het de Naam van de Heere Jezus uit te spreken over hen die boze geesten hadden. Zij zeiden: Wij bezweren u bij Jezus, Die door Paulus gepredikt wordt. Het waren zeven zonen van Sceva, een Joodse overpriester, die dit deden. Maar de boze geest antwoordde en zei: Jezus ken ik en van Paulus weet ik af, maar u, wie bent u? En de man in wie de boze geest zich bevond, sprong op hen af en toen hij hen over­meesterd had, bleek hij sterker dan zij, zodat zij naakt en gewond uit dat huis vluchtten. En dit werd bij allen bekend, zowel bij de Joden als bij de Grieken die in Efeze woonden. En vrees overviel hen allen, en de Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt. En velen van hen die geloofden, kwamen hun [zondige] daden belijden en bekennen.

Handelingen 19:11-18 (HSV).

Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.