Shabbatslezingen: Geloof in God of in eigen kunnen?

Als het land Kanaän in zicht is, zend Mozes mannen uit om het land te verkennen. Nu het vertrek van Bibi in zicht is, wordt met kunst- en vliegwerk een nieuwe Israëlische regering in elkaar gezet. Voor beide geldt: vertrouwen zij op God? Kan zijn zegen op hun werk rusten?

Door Redactie Israeltoday.nl |

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Shelach lecha, (Zend voor uzelf) zijn:
✡ Torahlezing: Numeri 13-15,
✡ Profetenlezing: Jozua 2:1-24,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Matteüs 10:1-14

Gedeelten uit de Torahlezing
Twaalf aanzienlijke mannen uit de twaalf stammen van Israël koos Mozes uit en zond hen uit om het beloofde land te verkennen en verslag uit te brengen. Met welk geloof bekeken zij het land? Keken ze alleen naar hun eigen moge­lijk­heden, of hadden zij geloof in een God die zijn beloften nakomt?

De HEERE sprak tot Mozes: Stuur mannen voor u uit om het land Kanaän te verkennen, dat Ik aan de Israëlieten geven zal; u moet één man per stam van zijn vaderen sturen, elk een leider onder hen. Mozes stuurde hen uit de woestijn Paran, op bevel van de HEERE. Al die mannen waren hoofden van de Israëlieten. Dit nu zijn hun namen: uit de stam Ruben: Sammua, de zoon van Zakkur. (…)
Dit zijn de namen van de mannen die Mozes stuurde om het land te verkennen. En Mozes noemde Hosea, de zoon van Nun, Jozua. Mozes stuurde hen om het land Kanaän te verkennen, en hij zei tegen hen: Ga hier het Zuiderland in, en ga dan het bergland in, en bekijk het land, hoe het is, en het volk dat er woont, of het sterk is of zwak, of het gering in aantal is of talrijk.

Numeri 13:1-4 en 16-18 (HSV).

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Na een mislukte inval in het zuiden – een daad tegen Gods uitdrukkelijke wil in – zwierf het volk 38 jaar door de wildernis, totdat Jozua opdracht kreeg het land binnen te trekken. Hij zond twee spionnen uit om een vijandige stad te verkennen.

Daarna stuurde Jozua, de zoon van Nun, er vanuit Sittim in het geheim twee mannen als verkenners op uit, en zei: Ga op weg, bekijk het land en Jericho. Zij gingen en kwamen in het huis van een vrouw, een hoer, van wie de naam Rachab was, en zij sliepen daar. Toen werd tegen de koning van Jericho gezegd: Zie, er zijn hier deze nacht mannen gekomen van de Israëlieten om het land te verkennen. Daarop stuurde de koning van Jericho boden naar Rachab om te zeggen: Breng de mannen naar buiten die naar u toe gekomen zijn en die uw huis zijn binnengegaan, want zij zijn gekomen om het hele land te verkennen. Maar de vrouw had die beide mannen ontvangen en zij had hen verborgen. Zij zei: Inderdaad zijn er mannen naar mij toe gekomen, maar ik wist niet waar zij vandaan kwamen. (…)
Maar voor zij zich te slapen gelegd hadden, klom zij naar hen toe, op het dak, en zei tegen die mannen: Ik weet dat de HEERE u dit land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is, en dat al de inwoners van dit land weggesmolten zijn van angst voor u. Want wij hebben gehoord dat de HEERE het water van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen u uit Egypte ging. En ook wat u hebt gedaan met de twee koningen van de Amorieten, Sihon en Og, die aan de andere zijde van de Jordaan waren, die u met de ban geslagen hebt.

Jozua 2:1-4 en 8-10 (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Twaalf eenvoudige mannen, vissers, arbeiders, een tollenaar, koos Jezus uit en zond hen uit om zijn Koninkrijk bekend te maken in een vijandige wereld. Zij gingen uit, in het vertrouwen dat God met hen is.

En Hij riep Zijn twaalf discipelen bij Zich en gaf hun macht over de onreine geesten om die uit te drijven, en om iedere ziekte en elke kwaal te genezen. De namen nu van de twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon die Petrus genoemd werd, en Andreas, zijn broer; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer; Filippus en Bartholomeüs; Thomas en Mattheüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs, die ook Thaddeüs genoemd werd; Simon Kananites en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft.

Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets. Voorzie u niet van goud of zilver of kopergeld in uw gordels, of van een reiszak voor onderweg of twee stel onderkleren of sandalen of een staf. Want de arbeider is zijn voedsel waard. Welke stad of welk dorp u ook zult binnenkomen, onderzoek wie het daarin waard is; en blijf daar, totdat u weer vertrekt.

Matteüs 10:1-11 (HSV).

Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.