De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Mishpatiem (Voorschriften) zijn:
✡ Torahlezing: Exodus 21:1 – 24:18,
✡ Profetenlezing: Jeremia 34:8-22 en 33:25-26,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Mattheüs 17:1-11.
In verband met het thema wijken we daar van af.
Een gedeelte uit de Torahlezing
Vergeleken met de wetten van andere volken waren Mozes wetten zeer humaan. Wanneer iemand zich als slaaf verkocht wegens schulden, of omdat hij de boete niet kon betalen die hem na een diefstal was opgelegd, kon de slavernij niet langer dan zes jaar duren. Een goede gelegenheid om op eigen benen te leren staan. En wie dat niet kon, was als slaaf zijn leven lang verzekerd van werk, onderdak en onderhoud.
Wanneer u en Hebreeuwse slaaf koopt, moet hij zes jaar dienen, maar in het zevende mag hij zonder te betalen als vrij man vertrekken. Als hij alleen gekomen is, moet hij alleen vertrekken, en als hij getrouwd is, mag zijn vrouw met hem vertrekken. Als zijn meester hem een vrouw gegeven heeft en zij zonen of dochters bij hem gebaard heeft, dan zal de vrouw met haar kinderen aan haar meester blijven toebehoren en moet hijzelf alleen vertrekken.
Maar als de slaaf nadrukkelijk zegt: Ik heb mijn meester, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet als vrij man vertrekken, dan moet zijn meester hem bij de rechters brengen. Hij moet hem bij de deur of de deurpost brengen. Zijn meester moet dan met een priem zijn oor doorboren. Zo zal hij hem voor eeuwig dienen.
Wanneer iemand zijn dochter als slavin verkoopt, dan mag zij niet vertrekken zoals de slaven vertrekken. Als zij slecht bevalt in de ogen van haar meester, die haar voor zichzelf bestemd had, moet hij haar laten vrijkopen. Hij heeft niet het recht haar aan een vreemd volk te verkopen, omdat hij haar ontrouw geworden is. Maar als hij haar voor zijn zoon bestemt, moet hij haar behandelen volgens de bepaling voor de dochters. Als hij voor zichzelf een andere (vrouw) neemt, mag hij haar niet tekortdoen wat betreft voedsel, kleding en huwelijksgemeenschap. Als hij deze drie (dingen) niet voor haar doet, mag zij vertrekken, voor niets, zonder losgeld.
Exodus 21:1-11 (HSV).
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Tijdens de belegering van Jeruzalem door de koning van Babel beloven de inwoners hun slaven vrij te laten, naar de wet van Mozes. Wilden zij God gunstig stemmen in de nood, of wilden zij van de verzorging van hun slaven af? Dan trekt een Egyptisch leger op, de koning van Babel heft het beleg van de stad op (Jeremia 37), zij halen zij hun slaven terug, en de profeet Jeremia kondigt Gods oordeel aan.
Het woord dat van de HEERE gekomen is tot Jeremia, nadat koning Zedekia een verbond had gesloten met heel het volk dat in Jeruzalem was, om voor hen vrijlating af te kondigen, zodat ieder zijn slaaf, en ieder zijn slavin, die een Hebreeër of Hebreeuwse was, vrij liet weggaan, zodat niemand bij hen meer als slaaf bij een Judeeër, zijn broeder, zou dienen. Al de vorsten en heel het volk die het verbond waren aangegaan, gaven er gehoor aan dat ieder zijn slaaf en ieder zijn slavin vrij zou laten weggaan, zodat zij bij hen niet meer zouden dienen. Zij gehoorzaamden en lieten hen gaan. Daarna kwamen zij er echter op terug en lieten de slaven en de slavinnen terugkomen die zij vrij hadden laten weggaan, en onderwierpen hen weer als slaven en als slavinnen.
Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia van de HEERE: (…) Ú hebt zich heden wel bekeerd en gedaan wat recht is in Mijn ogen door ieder voor zijn naaste vrijlating af te kondigen, en u hebt wel een verbond gesloten voor Mijn aangezicht in het huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, maar u bent er weer op teruggekomen en hebt Mijn Naam ontheiligd. Ieder heeft zijn slaaf en ieder zijn slavin laten terugkomen, die u overeenkomstig hun verlangen vrij had laten weggaan, en u hebt hen weer onderworpen om voor u tot slaven en tot slavinnen te zijn. Daarom, zo zegt de HEERE: Ú hebt naar Mij niet geluisterd door vrijlating af te kondigen, ieder voor zijn broeder en ieder voor zijn naaste. Zie, dan kondig Ik voor u een vrijlating af, spreekt de HEERE, voor het zwaard, voor de pest en voor de honger.
Jeremia 34:8-12 en 15-17 (HSV).
Gedeelten uit het Nieuwe Testament
In de tijd van het Nieuwe Testament was slavernij even normaal als loondienst nu. De sociale verhoudingen zijn sindsdien wel veranderd, maar de basishouding van werknemers en werkgevers mag zich spiegelen aan wat Paulus in zijn brieven schreef.
Laat ieder blijven in de roeping waarin hij geroepen is. Bent u als slaaf geroepen, dan moet u zich daarover niet bekommeren. Kunt u echter ook vrij worden, maak dan liever van die gelegenheid gebruik. Wie namelijk als slaaf geroepen is in de Heere, is een vrijgelatene van de Heere. Evenzo is hij die als vrije geroepen is, een slaaf van Christus. U bent duur gekocht; word dus geen slaven van mensen. Laat ieder voor het aangezicht van God blijven, broeders, in de staat waarin hij geroepen is.
Slaven, wees in alles uw aardse heren gehoorzaam, niet met ogendienst als om mensen te behagen, maar oprecht van hart, in het vrezen van God. En alles wat u doet, doe dat van harte, als voor de Heere en niet voor mensen, in de wetenschap dat u van de Heere als vergelding de erfenis zult ontvangen, want u dient de Heere Christus. Maar wie onrecht doet, zal het onrecht dat hij gedaan heeft, terugkrijgen; en er is geen aanzien des persoons. Heren, behandel uw slaven rechtvaardig en op gelijke wijze. U weet immers dat ook u een Heere hebt in de hemelen.
1 Korinthe 7:20-24, Kolossenzen 3:22 – 4:1.(HSV).
Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.