Welke van de volgende acties van ‘ideologisch gemotiveerde’ Palestijnse Arabieren zou als terrorisme moeten worden beschouwd?
(A) Het plaatsen van een bom bij een bushalte in het centrum van Tel Aviv, waarbij een Israëlisch tienermeisje om het leven kwam.
(B) Het ontvoeren van een Israëlische tiener en hem van dichtbij in het hoofd schieten.
(C) Het gooien van brandende flessen benzine naar Israëli’s, met de bedoeling om hen levend te verbranden.
(D) Het afvuren van automatische wapens op Israëlische passagiersbussen.
Het antwoord is, volgens The New York Times en The Washington Post, ‘Geen van de bovenstaande.’
De hierboven genoemde terroristische aanvallen waren slechts een kleine greep uit de gewelddadige misdaden tegen burgers die werden begaan door de zes Palestijnse Arabieren die onlangs ontsnapten uit een Israëlische gevangenis. Maar in de berichtgeving over de ontsnapping door Amerika’s twee prominentste en invloedrijkste kranten, komt het woord ’terrorist’ nooit voor.
Volgens de artikelen van Patrick Kingsley, hoofd van het Jeruzalemse bureau van The New York Times, zijn de moordenaars ‘gevangenen’, ‘militanten’, of gewoon ‘de zes mannen’. Het toetsenbord van Kingsley’s toetsenbord schijnt niet in staat te zijn het woord ’terrorist’ te produceren als er Palestijnse Arabieren bij betrokken zijn. Misschien moeten de mensen van de technische ondersteuning van de Times eens naar zijn laptop kijken. Het is duidelijk dat er iets niet goed werkt wanneer geen enkele daad van Palestijns Arabisch geweld, hoe gruwelijk ook, als terrorisme wordt beschouwd.
Zelfs wanneer Kingsley de misdaden beschrijft die ze begaan hebben, kan hij het niet opbrengen om toe te geven dat het ’terrorisme’ was. De zes waren ‘veroordeeld of beschuldigd van militante activiteiten,’ schrijft hij. Nee, dat waren ze niet. De Israëlische aanklagers gebruikten geen eufemismen zoals ‘militante activiteit’ om de aard van de misdaden te verhullen, zoals Kingsley doet. Ze werden aangeklaagd voor terrorisme en moord.
‘Een militante groepering’
Hoe zit het met de terroristische groeperingen waartoe de zes behoren? Kingsley van de NY Times geeft die ook een andere naam. Vijf zijn lid van de Islamitische Jihad, de terreurbende die honderden Joden heeft vermoord, waaronder mijn dochter, Alisa, in 1995. Kingsley labelt hen simpelweg als ‘een militante groepering’.
De zesde ontsnapte terrorist was een leider van -zoals de Times het omschrijft – ‘de Aqsa Martelaren Brigades, een gewapende groep die losjes verbonden is met Fatach, de seculiere politieke partij die de Palestijnse instellingen op de West Bank domineert.’
Wat is dit allemaal voor onzin over ‘losjes’ verbonden zijn met Fatach? Waarom komen Kingsley en de Times met dit soort verbale gymnastiek, in plaats van het onbetwistbare feit te erkennen dat de Al-Aqsa Martelaren Brigade een integraal onderdeel is van Fatach?
Omdat Fatach wordt voorgezeten door de leider van de Palestijnse Autoriteit, Machmoud Abbas. Erkennen dat Fatach terrorisme sponsort zou de regering Biden dwingen alle betrekkingen met de PA te beëindigen. Dus spelen de PA en haar sympathisanten een spelletje, waarin ze doen alsof Fatach de Al-Aqsa terroristen niet echt bestuurt.
Als je eraan twijfelt dat de Al-Aqsa Martelaren Brigades werkelijk deel uitmaken van Fatach, geloof me dan niet op mijn woord. Overweeg wat bronnen die niet bevriend zijn met Israël te zeggen hebben over het onderwerp.
Het officiële BBC News profiel van de Brigades zegt: ‘De al-Aqsa Martelaren Brigades is een gewapende Palestijnse groep die banden heeft met Yasser Arafat’s Fatach organisatie.’ Misschien heeft de BBC geen andere keus dan de waarheid toe te geven, want het was haar eigen team van journalisten, dat in november 2003 aan het licht bracht dat Fatach maandelijks 50.000 dollar aan de Brigades betaalde.
National Public Radio heeft ze omschreven als ‘Fatach’s gewapende militante vleugel, de Al-Aqsa Martelaren Brigades’. Een rapport van de Council on Foreign Relations over de Brigades stelde vast dat zij ‘op één lijn zitten met Fatach’ en ‘gelieerd zijn aan de Fatach factie van de voormalige Palestijnse leider Yasser Arafat.’
Een studie van juni 2005 van de Congressional Research Service van de Amerikaanse regering meldde: ‘Op 18 december 2003 vroeg Fatach de leiders van de al-Aqsa Martelaren Brigades om zich aan te sluiten bij de Fatach Raad, waardoor ze officieel erkend werden als deel van de Fatach organisatie.’
Hoe zit het met de Palestijnse Autoriteit zelf? Wat zeggen PA leiders over de Al-Aqsa bende? In juni 2004 verklaarde toenmalig PA premier Ahmed Qurei openlijk in een interview met de Londense krant Asharq al-Awsat: ‘Wij hebben duidelijk verklaard dat de Aqsa Martelaren Brigades deel uitmaken van Fatach. Wij zijn aan hen verbonden, en Fatach draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de groep.’ (Jerusalem Post, 20 juni 2004)
Washington Post
De berichtgeving van de New York Times over de ontsnapte terroristen was al erg genoeg, maar de manier waarop de Washington Post het verhaal heeft behandeld, was nog erger.
Post-correspondent Ellen Francis noemde hen ‘gevangenen’ en ‘voortvluchtigen’ – niet eens ‘militanten’, laat staan ’terroristen’. In haar verslaggeving is de Islamitische Jihad niet eens ‘een militante groepering’ (zoals de Times het noemt)-het is gewoon ‘de Islamitische Jihad-beweging’. En Fatach wordt door Franciscus niet eens genoemd – het is slechts ‘de al-Aqsa Martelaren Brigades’. Lezers van de Post kregen niet de minste aanwijzing over wat deze twee groepen precies inhouden.
Eerder deze zomer bleek uit een opiniepeiling van het Reuters Institute for the Study of Journalism, in Oxford, dat slechts 29% van de Amerikanen vertrouwen heeft in de nieuwsmedia. Van de 46 onderzochte landen staan de Verenigde Staten op de laatste plaats wat het vertrouwen in de media betreft.
Misschien kunnen de schaamteloze pogingen van Amerika’s twee invloedrijkste kranten om de aard van het Palestijns Arabisch terrorisme te verdoezelen, helpen verklaren waarom zoveel mensen de media wantrouwen.
Dit commentaar verscheen oorspronkelijk in Israel National News en is overgenomen met toestemming van de schrijver, Stephen M. Flatow, advocaat uit New Jersey en de vader van Alisa Flatow, die in 1995 werd vermoord in een door Iran gesponsorde Palestijnse terroristische aanslag. Hij is een oleh chadash (nieuwe immigrant in Israël) en de auteur van ‘A Father’s Story: My Fight for Justice Against Iranian Terror.’
Wilt u meer nieuws over Israël ontvangen? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.