Hoewel dit geen nieuwe vraag is wat betreft de relatie tussen Israël en de diaspora, is hij opnieuw relevant geworden, doordat een nieuw wetsvoorstel wordt voorgelegd in de Knesset. De wetgeving is ingediend door de minister van Diasporazaken, Omer Yankelevitch en wordt gesteund door het Knessetlid Tehila Friedman, allebei leden van de partij Blauw-Wit.
De voorgestelde wet stelt een mechanisme, voor dat het verplicht stelt voor Israëlische wetgevers om Joodse leiders rond de wereld te consulteren, als er besluiten genomen moeten worden aangaande zaken die gevolgen kunnen hebben voor de Joden in de diaspora. Hoewel de wet niet specifiek is over welk soort zaken aan het wereldwijde Jodendom moeten worden voorgelegd, is het voorstellen ervan een belangrijke stap in de richting van het overbruggen van de steeds groter wordende kloof tussen Israëlische Joden en Joden die buiten de Joodse Staat wonen.
De Zionistische beweging had voorafgaand aan Israëls onafhankelijkheid in 1948 altijd contact onderhouden met de Joodse gemeenschappen rond de wereld. Steun uit de diaspora kwam in vele vormen, waaronder financiële donaties en politiek lobbyen binnen hun lokale overheden. Joodse steun vanuit de diaspora voor de oprichting van de Staat Israël was zo belangrijk gedurende de Onafhankelijkheidsoorlog, dat Golda Meir zelf zei dat fondsen vanuit de diaspora cruciaal waren voor het succes van het nieuwgeboren land.
Het is interessant, dat Israëls beleid voor betrokkenheid met de diaspora, model is geworden voor andere landen rond de wereld die geïnteresseerd zijn in het verbeteren van de banden met hun eigen diaspora gemeenschappen in het buitenland. Bijvoorbeeld, toen Kroatië begin jaren ’90 streefde naar internationale erkenning, zette het een diaspora lobby model op, gebaseerd op Joodse pro-Israël organisaties in de Verenigde Staten. Sinds Kroatië een Staat is, heeft het land aan niet-ingezeten Kroaten in het buitenland toegestaan te stemmen alsmede zetels te hebben in zijn nationale parlement. Dus Israël is dus niet de enige die zich bezig houdt met de vraag betreffende de invloed van de diaspora op binnenlandse aangelegenheden.
Hoeveel invloed op Israëls interne aangelegenheden moeten Joden in de diaspora krijgen?
Allereerst zijn er voor de hand liggende beperkingen. Het lijkt absurd dat niet-ingezetenen, zelfs als ze Joods zijn, enige vorm van besluitvormend gezag zouden moeten hebben, als het gaat om zaken zoals veiligheid, de economie en elke plaatselijke kwestie die niets te maken heeft met de diaspora gemeenschap. Alleen Israëlische burgers zouden het recht moeten hebben om te beslissen over zaken die hun dagelijkse leven en welzijn raken.
Daarnaast bestaat er een potentiële binnenlandse dreiging wanneer het buitenlandse Joden is toegestaan om binnenlandse zaken te beïnvloeden. Sinds Israëls ontstaan heeft er een etnische spanning geheerst tussen Joodse en Arabische bevolkingsgroepen in het land. Voor veel Israëlisch-Arabische gemeenschappen, die als minderheidsbevolking wonen in een Staat die zich als Joods identificeert, zijn burgerschap en burgerrechten gevoelige kwesties. Er bij horen is geen vanzelfsprekendheid.
Hoewel het in deze tijd zelden voorkomt, hebben Arabische burgers van Israël deelgenomen aan enkele van de meest dodelijke terreuraanvallen. Niet-ingezeten Joden, die teveel te zeggen hebben in Israëls interne aangelegenheden, wekken gemakkelijk die spanningen op die in recente jaren redelijk slapend zijn geweest, wanneer zij begrijpen dat een etnische groep in het buitenland wordt voorgetrokken boven de feitelijke belasting-betalende burgers van het land.
Tegelijkertijd is Israëls gehele bestaan gebaseerd op zijn rol als de officiële natiestaat van het Joodse volk. Hieruit volgt, dat als Israël een land wil blijven dat zegt Joden wereldwijd te vertegenwoordigen en te dienen, zijn leiders hen op zijn minst de gelegenheid moeten geven om langs een officiële weg hun zorgen en opvattingen te uiten.
Israël neemt inderdaad besluiten omtrent Joodse kwesties die invloed kunnen hebben op de gemeenschappen in de diaspora, zoals bekering, definities van wie Jood is, de Kotel (Westelijke Muur) en Aliyah (Joodse immigratie naar Israël). Bijvoorbeeld, elke verandering in de Wet op Terugkeer, die Joden rond de wereld het recht geeft in Israël te wonen, kan zeker alleen gemaakt worden na het consulteren van Joodse leiders. Hoewel Israël zich het exclusieve recht zou moeten voorbehouden om te beslissen wie haar grenzen mag passeren, is Aliyah gebaseerd op het recht van elke Jood om automatisch burger te worden van zijn of haar thuisland, Israël. Daarom heeft het veranderen van deze status op welke manier dan ook, een significant effect op Joden in het buitenland.
Het openen van een officieel kanaal voor directe discussie en consultatie tussen Israëli’s en Joodse leiders in de diaspora is ook gunstig om begrip en respect te bouwen in een relatie die zeer beschadigd is. De laatste jaren is de kloof tussen Joden in Israël en die daarbuiten wijder geworden. Jonge mensen zijn gemiddeld genomen veel minder betrokken bij het steunen van Israël dan hun ouders en grootouders, en er is een toename te zien van anti-Zionistische Joodse organisaties zoals ‘If Not Now’ en ‘Jewish Voice for Peace’.
Terwijl er diverse oorzaken zijn voor de groeiende kloof, is een hoofdoorzaak het gevolg van de overheersende indruk in de diaspora, dat Israël alleen geïnteresseerd is in wat ze te zeggen hebben, als hun chequeboek open is. De voorgestelde wet heeft het mogelijkheid om deze kloof te overbruggen en om een sterke Joodse betrokkenheid op Israël te herstellen.
Er moet dus een delicate balans bewaard blijven tussen het beperken van lokale etnische spanningen en het overbruggen van de kloof tussen Israëli’s en Joden in de diaspora, om de Joodse betrokkenheid bij Israël te doen toenemen.
Het toekennen van gezag aan gemeenschappen in de diaspora bij het bepalen van inhoudelijke plaatselijke kwesties zoals veiligheid en de economie, kan die balans in een gevaarlijke richting doen overslaan, namelijk die waarin een minderheid, die er al mee worstelt om tot het land te behoren (de Israëlische Arabieren), kan bemerken dat een niet-ingezeten etnische groep in het buitenland prioriteit krijgt boven hen. Maar Israël kan zeker Joodse leiders in het buitenland consulteren over kwesties die met het Jodendom te maken hebben die een directe invloed kunnen hebben op hun gemeenschappen. Dit bewaart de vrede in het land en zal waarschijnlijk aanmoedigen tot verzoening binnen een steeds verdeelder Joods volk.
In een tweede artikel hoopt de schrijver de vraag te behandelen: ‘Zouden Christenen een stem moeten hebben in Israëls interne aangelegenheden?’
Wilt u meer nieuws over Israël ontvangen? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.