
Imri was nieuwsgierig en bukte om het kleine vierkante voorwerp eens wat beter te bekijken. Tot ieders verbazing bleek het antiek te zijn. De ouders namen daarop contact op met de Israëlische Oudheidkundige Dienst. De vondst bleek uniek te zijn. Archeologen Sa’ar Ganor, Itamar Weissbein en Oren Shmueli ontdekten dat het aardewerk voorwerp van negen vierkante centimeters, een uitgesneden illustratie bevatte. Op de achterkant van het voorwerp zijn antieke vingerafdrukken bewaard gebleven.
Op de tablet staan twee mannelijke figuren afgebeeld. De ene man draagt een rokachtig kledingstuk, de ander
is naakt met de handen achter de rug vastgebonden. Blijkbaar wilde de kunstenaar de nadruk leggen op de vernedering van de gevangene.
Misschien heeft de maker ook etnische verschillen tussen de bewaker en de gevangene willen benadrukken; de gelaatstrekken van de figuren zijn duidelijk anders. De bewaker is afgebeeld met een bol gezicht met krullend haar, terwijl de gevangene uitgemergeld lijkt. De archeologen vermoeden dat de kunstenaar werd beïnvloed door soortgelijke afbeeldingen van slavernij, zoals op reliëfs uit Egypte en de noordelijke Sinaï zijn gevonden.
Het feit dat het voorwerp niet gevonden werd bij een georganiseerde archeologische opgraving, maakt het dateren moeilijk. De vondst wordt toegeschreven aan de Late Bronstijd, tussen de 12e en 15e eeuw v. Chr. In die tijd regeerde Egypte over het land Kanaän, dat bestond uit stadstaten. Van de zogenaamde El Amarna-brieven, die de Kanaänitische stadskoningen naar Egypte stuurden, is bekend dat er conflicten waren tussen de Kanaänitische steden.
Dit artikel verscheen in zijn geheel in het juli/augustusnummer van het Israel Today Magazine. Klik hier voor een abonnement.