Joods verzet tegen de Holocaust

Vandaag, 8 april/27 Nisan, is het Yom HaShoa, de dag waarop Israël de vernietiging van 6 miljoen Joodse levens in Europa herdenkt. Voluit heet deze dag Yom haZikaron laShoah welaGevoerah, Dag van Gedenken van Vernietiging en van Heldendom.

Door Redactie Israeltoday.nl |

Niet alleen de Joodse slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog worden herdacht, ook het Joodse verzet tegen de nazi’s. Aanleiding voor dit laatste was de constatering, in de jaren ’50, dat jonge Israëli’s weinig sympa­thie konden opbrengen voor de slacht­offers van de Holocaust, omdat zij geloofden dat de Europese Joden zich als schapen naar de slachtbank lieten leiden.

In het Israëlische onderwijs­programma is men daarom meer aan­dacht gaan geven aan het Joodse verzet tegen hun nazi-kwelgeesten door ‘passief verzet’, het handhaven van de menselijke waardig­heid in de meest ondraag­lijke condities, en door ‘actief verzet’, het bestrijden van de nazi’s in de getto’s en het meevechten met onder­grond­se partizanen, die het Derde Rijk in de bezette landen bestreden.

Vorig jaar richtte The Wiener Holocaust Library een tentoonstelling in over Joods verzet tegen de Holocaust. Joodse partisanen-groepen en ondergrondse verzetsnetwerken voerden aanvallen, sabotage-operaties en reddingsmissies uit. In ghetto’s organiseerden verzetsgroepen sociale, religieuze, culturele en onderwijs-activiteiten uit, en gewapende opstanden in verzet tegen hun onderdrukkers. In de meest extreme omstandigheden verzamelden de verzets­strijders in de vernietigings­kampen bewijzen van de gruweldaden van de nazi’s en zetten zij zelfs gewapende opstanden op.

Masha Bruskina wordt door Minsk geleid voordat ze wordt geëxecuteerd door Duitse soldaten. Ze werd gedwongen een bord te dragen waarop stond dat ze een anti-nazi partizaan was.

Gebroeders Bielski
Een van de partisanengroepen werd gevormd door de gebroeders Bielski, die zich in de wouden van Polen (nu Witrusland) verscholen. De Encyclopedia Britannica vertelt het volgende over hen:

Tuvia, Asael, Zus en Aron Bielski waren 4 van de 12 kinderen van een molenaar en zijn vrouw in het plattelandsdorpje Stankevichi, vlakbij Nowogr, toen in Polen, nu Wit-Rusland. Ze waren de enige Joden in die kleine gemeenschap, en ze werden al snel zelf­voor­zienend.

De broers hadden duidelijk verschillende persoon­lijk­heden. De oudste was Tuvia, 35 jaar oud toen de Duitsers in 1941 Polen binnenvielen, een intellectueel met bewezen leiderschapskwaliteiten. Asael, 33 jaar, stond bekend om zijn standvastige werkethiek, en Zus, 29 jaar, kwam geregeld in aanraking met de wet vanwege zijn felle temperament. Aron was nog een tiener toen de oorlog begon. Toch hielp hij inlichtingen verzamelen. Zijn jeugd camou­fleerde zijn rol als partizaan, en het maakte hem een onmisbaar lid van de groep.

Hoewel de familie Bielski de eerste Duitse aanval overleefde, waren in december 1941 de ouders van de broers en twee van hun jongere broers en zussen vermoord. Omdat in de hele regio duizenden Joden werden vermoord of naar getto’s werden verdreven, zochten de broers hun toevlucht in de bossen die zij als kind hadden verkend. Asael en Zus vonden onderdak voor een dozijn van hun overlevende familie­leden, waaronder hun jongere broer, Aron. Tuvia bracht een andere groep familieleden in veiligheid door hen te integreren met bevriende niet-Joden.

In de lente van 1942 verzamelden de Bielski’s al hun familieleden in een dicht bebost gebied tussen Minsk en de rivier Neman, en gingen ook wapens aanschaffen. Terwijl de onderdrukking van de Joden in het getto van Nowogródek voortduurde, probeerden de Bielski’s op initiatief van Tuvia Joden uit de getto’s te rekruteren. Ondanks de risico’s waren velen bereid de onzekerheid van de wildernis te trotseren, en tegen de herfst van 1942 was de Bielski-groep aangegroeid tot bijna 100 leden.

De Bielski’s stelden uit de ontsnapten een capabele strijdmacht samen, en zij sloten zich aan bij de groeiende groepen partizanen die guerrilla-acties tegen de nazi-bezetters uitvoerden. In oktober 1942 viel een gezamenlijke strijdmacht van Bielski en Sovjet-partizanen een Duits bevoor­radings­konvooi aan, waarbij ten minste één Duitse soldaat om het leven kwam. De reputatie van de Bielski’s groeide in de loop van 1942, hoewel vechtende mannen een minderheid bleven van de totale bevolking van de groep. Veel van de strijders van de Bielski’s brachten hun nachten door met het verkrijgen van voedsel, soms door diefstal, van de plaatselijke bevolking.

Toen de winter naderde, bouwde de groep overdekte schuilplaatsen tegen de kou en nam de vijandelijke activiteit toe. Duitsers en hun lokale aanhangers achtervolgden de Bielski’s als een kat-en-muisspel. Bij een aanval van de Duitse militaire politie werden 10 Bielski-partizanen gedood; Asael leidde een vergeldings­actie en doodde de collabo­rateurs die de locatie van de groep hadden onthuld.

Begin 1943 bleef de Bielski groep groeien en telde al gauw meer dan 800 personen. Hoewel Tuvia het kamp herhaaldelijk verplaatste, was de locatie moeilijk te verbergen voor de plaatselijke boeren, en de veiligheid werd een steeds grotere bron van zorg.

Kamp Jeruzalem
In juni 1943 werd het Bielski kamp opnieuw aangevallen, en de broers verplaatsten de groep naar een dicht­begroeid bos nabij de stad Nalibaki, waar meerdere Sovjet partizanen eenheden hun thuisbasis hadden. Tijdens een massale anti-oproer campagne werd de groep in augustus 1943 zwaar aangevallen, waarna de broers een nieuw kamp oprichtten, dat bekend kwam te staan als Jeruzalem. Het kamp had een keuken, een smederij, een school, een wapensmid en een molen. Omdat de Bielski’s formeel ondergeschikt waren aan de grotere Sovjet partizanen commando­structuur, werd openlijk vertoon van Joodse of Zionistische uitingen over het algemeen vermeden, maar de leerlooierij van het kamp fungeerde ook als synagoge.

De relatieve isolatie van het kamp Jeruzalem maakte een uitgebreid scala van partizanen-activiteiten mogelijk. Zij vielen militaire voorposten en konvooien aan en plaatsten geïmpro­viseerde explosieven op spoorrails. Zij raakten, als gevolg van het Sovjetbeleid, ook slaags met andere partizanen­groepen in het gebied, vooral die welke verbonden waren met het Poolse Thuisleger en de in Londen gevestigde Poolse regering in ballingschap.

Bevrijding
In juli 1944 bevrijdde het Rode Leger het gebied waar het Bielski-kamp zich bevond. De gebroeders Bielski meldden aan de Sovjet-autoriteiten, dat hun groep 1.140 Joden telde en dat hun partizanen­acties in totaal 381 vijandelijke strijders hadden gedood.

De overlevende leden van de groep kwamen uit het bos en troffen de huizen die zij hadden achtergelaten in puin aan en hun families vermist of dood. Asael werd ingelijfd bij het Rode Leger en sneuvelde in februari 1945 tijdens het beleg van Königsberg (nu Kaliningrad). Na de oorlog emigreerden Tuvia en Zus naar Israël en vochten in de eerste Arabisch-Israëlische oorlog (1948-49). Beiden verhuisden in de jaren 1950 naar de Verenigde Staten, waar ze de rest van hun leven buiten de publieke belangstelling leefden. Zus runde een vrachtwagen- en taxibedrijf, terwijl Tuvia een bestelwagen bestuurde voor zijn oudste broer, Walter, die voor de oorlog naar de Verenigde Staten was verhuisd. Tuvia stierf in 1987 en werd begraven in Long Island, New York, maar zijn lichaam werd een jaar later opgegraven, en hij kreeg een staatsbegrafenis met militaire eer in Jeruzalem.

Van de geschiedenis van de Bielski-partizanen werd in 2008 de dramafilm Defiance gemaakt.

Bronnen: Wiener Holocaust Library, Britannica, Hebreeuwse les 121.

Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.