Jeugdherinneringen aan Soekkot bij grootmoeder thuis

Het maakt niet uit in welk land of welke cultuur we leven, het verlangen om een vreugdevolle ervaring van vroeger na te bootsen, kan wijzen op iets heel wezenlijks met betrekking tot het doel en de roeping van ieder van ons.

Door Anat Schneider |

Toen ik een kind was, had ik een grootmoeder (savta) die in het hart van Jeruzalem woonde, een Jeruzalem dat heel anders was dan de moderne stad van vandaag. Mijn grootmoeder had 14 kinderen, waarvan de meesten al getrouwd waren en eigen kinderen hadden. Dit waren mijn ooms en tantes en neven en nichten. Het huis van mijn grootmoeder was niet groot. Het had 3 kamers: de kamer waar ze sliep, de kamer van mijn oom Nissim, en de ‘grote kamer’ – een kamer waar ze allerlei dingen bewaarde. Ze had ook een grote tuin en een klein schuurtje.

Elk jaar, als Grote Verzoendag voorbij was, na zonsondergang, en nadat we het vasten hadden gebroken met een maaltijd, stapte de hele familie in de auto van mijn vader en reed naar oma om een soeka (tijdelijke tabernakel of ‘hut’) te bouwen. Volgens de traditie wordt de soeka namelijk gebouwd aan het einde van Grote Verzoendag (Jom Kippoer). De mannen zouden de soeka uit de schuur halen. Hij was gemaakt van houten palen en planken die elk jaar weer in elkaar gezet moesten worden voor het zeven dagen lange Loofhuttenfeest. Israël werd door God bevolen om tijdens deze week in deze hutten te gaan zitten om Zijn voorziening na de Exodus, in de woestijn, te gedenken.

De muren van de soeka waren gemaakt van dunne houten panelen. Hij had een raam, een gordijn en een deur. En terwijl het manvolk met hamers en spijkers aan het slaan was en al het hout weer aaneensloot, gingen alle kinderen de ‘grote kamer’ in en trokken van onder de bank een koffer met prachtige soeka-versieringen tevoorschijn. We waren zo opgewonden! En naarmate we meer en meer spullen uit de koffer haalden, zochten we uit wat goed en bruikbaar was, en wat er al weggegooid moest worden. Binnen een paar uur stond er een soeka. De moeders hingen witte lakens aan de houten muren en een wit gordijn aan het kleine raam, en toen was het onze beurt – de kinderen waren aan de beurt – om de versieringen op te hangen. Vanaf die avond tot Soekkot (ongeveer 4 dagen) kwamen we elke dag naar oma met extra decoraties en papieren kettingen die we thuis hadden gemaakt, of die we in de winkel hadden gekocht – totdat er geen plaats meer was en de soeka was versierd als een koningin.

Aan de vooravond van het feest verzamelden we ons allemaal bij oma thuis; elk gezin kwam met zijn eigen eten. Tot op de dag van vandaag kan ik me niet voorstellen hoe het ons gelukt is om de hele stam in een soeka te proppen die zo’n 4 meter bij 4 meter groot was.

Afbeelding: Alles had een plekje in mijn oma’s soeka. (Foto: Anat Schneider)

Hoe hebben we het gedaan?

Dit was het speciale geheim van mijn grootmoeder, waarvan ik me later realiseerde dat het haar essentiële roeping in de wereld was. Wat mijn grootmoeder betreft, was het helder dat iedereen zou komen. Er was helemaal geen andere optie voor haar. En mijn grootmoeder, die als een koningin was, beval haar kinderen gewoon te komen. En iedereen zou komen – ongeveer 40 mensen – en in de soeka zitten. Voor mijn grootmoeder, die een orthodoxe religieuze vrouw was, waren we de geëerde gasten (Oesjpizin) van de soeka. Voor haar waren wij de belangrijkste versieringen van de avond.

Onze ‘saamhorigheid’ was het centrum en de essentie van het hele feest. Tot op de dag van vandaag hoor ik nog steeds het geluid van bewegende stoelen, het gegiechel van neven en nichten die onder de tafels door kruipen om te gaan zitten, de feestmelodieën en de geruststellende klanken van de mannen die de Soekkot-zegeningen reciteren.

Ik kan het gerammel van borden en het uitdelen van voedsel uit de pannen horen.

Ik kan de gootsteen zien overlopen met borden.

Ik kan iemand horen vragen: ‘Wie wil de afwas doen?’

Ik kan de vrouwen allemaal in de keuken zien staan en samenwerken.

Wij kinderen zijn jaar na jaar opgegroeid in deze meeslepende familiesfeer en krijgen geleidelijk aan een meer volwassen status in de ‘stam’. Nadat we allemaal waren opgegroeid en mijn oma al was overleden, konden we niet meer samen met alle neven en nichten diezelfde ‘saamhorigheid’ creëren. Maar inmiddels is elke familie gegroeid en op zichzelf ontwikkeld tot een nieuwe kern die deze traditie in stand houdt. De essentie van het feest is het samenzijn, het openen van het hart en het openen van het huis. Het is de feestvreugde, de voorbereidingen, de viering en het uitnodigen van zoveel mogelijk gasten. Deze zijn een integraal onderdeel geworden van mijn leven samen met mijn man. En trouwens, verbazingwekkend genoeg is het mijn man gelukt om het feest in oma’s soeka te vieren voordat ze overleed.

De heimwee naar oma Miriam is er onafgebroken, maar ik kan van harte zeggen dat haar nalatenschap blijft. En die erfenis is niet alleen om de feestdagen te vieren en de mitzwa (Bijbelse gebod) te vervullen. Die erfenis is om ons te laten zien dat onze harten zich kunnen openen in vrijgevigheid, breder en breder. Haar erfenis is dat het niet nodig was om mensen buiten te sluiten. Er is ruimte voor iedereen. Naarmate het hart groeit, groeit de liefde mee. En de vreugde van het feest wordt een tastbare essentie.

Want de belangrijkste mitswa op Soekkot is: ‘Verblijd u op uw feest (…) daarom moet u werkelijk blij zijn.’

‘Acht het enkel vreugde!’

Afbeelding: Zoete herinneringen: Met mijn familie in de soeka van mijn grootmoeder. (Foto: Anat Schneider)

Deuteronomium 16:13-15

13 ‘Het Loofhuttenfeest moet u zeven dagen houden, als u de oogst van uw dorsvloer en van uw perskuip hebt ingezameld. 14 Verblijd u op uw feest, u, uw zoon en uw dochter, uw slaaf en uw slavin, en de Leviet, de vreemdeling, de wees en de weduwe die binnen uw poorten zijn. 15 Zeven dagen moet u het feest vieren voor de HEERE, uw God, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen. Want de HEERE, uw God, zal u zegenen in heel uw opbrengst en in al het werk van uw handen; daarom moet u werkelijk blij zijn.

Leviticus 23: 40-43

en u moet zich zeven dagen lang voor het aangezicht van de HEERE, uw God, verblijden. 41 Dat feest voor de HEERE moet u per jaar zeven dagen lang vieren. Het is een eeuwige verordening, al uw generaties door. In de zevende maand moet u het vieren. 42 Zeven dagen moet u in de loofhutten wonen. Alle ingezetenen van Israël moeten in loofhutten wonen, 43 zodat de generaties na u weten dat Ik de Israëlieten in loofhutten liet wonen, toen Ik hen uit het land Egypte geleid heb. Ik ben de HEERE, uw God.’

Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.