Israëls houding naar Messias­belijdende Joden verandert

Alle Messiasbelijdende Joden die aliyah naar Israël hebben gemaakt, kunnen veel vertellen over de beproeving bij het ministerie van Binnen­landse Zaken om een paspoort te krijgen. Een van hen vertelt over zijn ervaringen, anoniem om de familie te beschermen.

Door Leon Levinson |

Toen opa en oma naar Israël kwamen in de jaren 1950, voeren ze met hun zoon op een schip van hun oude land naar de haven van Haifa. In die tijd was het ministerie van Immigratie een klein kantoortje in de haven, waar hun paspoorten werden afgestempeld, en waar zij werden geregistreerd als burgers van de Staat Israël.

Ze werden samen met andere Joodse immigranten in een hete en over­volle bus geladen en vertrokken naar de kibboets waar ze de rest van hun dagen door­brach­ten. Zij waren Joden die in Jezus geloofden, en in die dagen waren de regerings­ambte­naren en alle anderen in het land zo blij dat iedere Jood hier wilde wonen, dat niemand die uit bekende Joodse steden kwam, werd gevraagd of zij Joods waren of niet (dat waren zij).

Op een zomer ontmoette ik een christelijk meisje, dat vrij­willigers­werk kwam doen op onze kibboets. We werden verliefd en trouwden in het buiten­land, omdat de orthodoxe Joodse recht­banken in Israël weigeren Joden met niet-Joden te laten trouwen, hoewel burger­lijke huwe­lijken buiten Israël officieel worden erkend. Een paar dagen nadat zij terugvloog ging mijn vrouw naar het ministerie van Binnen­landse Zaken in Jeruzalem met onze huwelijks­akte om zich volgens de wet als Israëlisch staats­burger te laten registreren.

Toen ze naar het Hebreeuwse formulier keek dat de ambtenaar haar over­handigde, begreep ze niet alle vragen, dus liet ze die blanco en gaf ze het terug. In die dagen sprak bijna niemand Engels. Ze keek toe hoe de beambte invulde wat ontbrak, en zonder vragen te stellen werd ze – zonder het zelf te weten – als Joods geregistreerd en ze verliet het kantoor met haar Israëlische staats­burger­schap en een tijdelijk Israëlisch identiteits­bewijs.

Tegen de tijd dat onze zoon naar het ministerie van Binnenlandse Zaken moest gaan, waren de tijden veranderd. Zoals zovele Messias­belijdende Joden in Israël trouwde ook hij met een niet-Joods meisje (dat komt maar al te vaak voor, zie Kinderen uit gemengde huwelijken en de toekomst van Messiasbelijdende Joden in Israël).

De Messiaans-Joodse gemeenten hadden zich inmid­dels over het hele land verspreid en ortho­doxe anti-Messiaanse groepen maakten gebruik van infor­manten om de rabbijnen, die nu als ambtenaren bij het Ministerie van Binnen­landse Zaken werkten, te waarschuwen voor Messias­belijdende immigranten.

Toen de vrouw van onze zoon zich met hun burgerlijke huwelijks­akte wilde laten registreren voor het Israëlische staats­burger­schap, wilde het ministerie van Binnen­landse Zaken weten of hij en zijn vrouw Joods waren (dat is zij niet) en of zij in Jezus geloofden (dat doet zij wel).

Het echtpaar is bijna drie jaar lang heen en weer gereisd voor afspraken en ontmoetingen met ambtenaren van het ministerie van Binnen­landse Zaken zonder iets te bereiken, waarbij telkens werd gezegd dat ‘het in behandeling is’. Tijdens hun laatste ontmoeting vroeg een jonge ambtenaar waarom het zo lang duurde en waarom er zoveel afspraken moesten worden gemaakt om het staats­burger­schap van zijn vrouw te krijgen, waarop mijn zoon zei: ‘Ik ben een Messias­belijdende Jood.’ De bediende knikte begrijpend. ‘Ja, Shas (de orthodoxe partij die op dat moment het ministerie van Binnenlandse Zaken leidde) heeft ons de afgelopen jaren veel problemen bezorgd,’ vertelde hij haar. ‘Ik weet het,’ zei de ambtenaar en trok haar wenkbrauwen op, ‘laten we hopen dat de nieuwe regering daar veran­dering in kan brengen.’ Intussen wacht het echtpaar nog steeds op de zoveelste afspraak om zijn vrouw als Israëlisch staats­burger te laten registreren en zij heeft besloten het Joodse bekerings­proces te doorlopen omdat het voor hen belangrijk is hun kinderen als Joden op te voeden.

Intussen is hun eerste kind, mijn kleinzoon, in Israël geboren. Wanneer hij opgroeit en besluit met een niet-Joods meisje te trouwen (vandaag de dag is dat nog steeds heel populair onder Messias­belijdenden in Israël), wat zullen zij dan tegen de ambtenaar zeggen? ‘Shalom, wij zijn volgelingen van Jesjoea de Messias. Wij houden van dit land en willen ons volk blijven dienen als volwaardige burgers van de Staat Israël. Hier is onze aanbe­veling van de rabbi van de synagoge waar we bidden, die bevestigt dat we een traditionele Joodse levens­stijl hebben. Hij hoopt dat de Staat Israël dit mooie jonge paar zal ontvangen als leden van onze stam.’

De houding tegenover Yeshoea en Joden die Hem volgen als hun Messias is aan het veranderen in Israël, dus ik heb hoop.

Wilt u meer nieuws over Israël ontvangen? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuws­brief.