Israëlisch juriste over Trump’s ‘Utopische’ Vredesplan (2)

Talia Einhorn is een gerenommeerd deskundige op het gebied van rechtstaat en democratie. Zij bespreekt de juridische kanten van het ontstaan van Israël en beoordeelt het vredesplan van president Trump. Vandaag deel 2, de Zesdaagse Oorlog en de Westbank.

Door Tsvi Sadan |

Afbeelding: In de Zesdaagse Oorlog bevrijdden de Israëlische strijdkrachten Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever van de illegale annexatie door Jordanië, maar ze geen grondgebied van een andere natie ‘veroverd’. (Foto: GPO)

In 1967, na de Zesdaagse Oorlog, kwamen de gebieden van Judea en Samaria (de ‘Westelijke Jordaanoever’) en de Gazastrook, die oorspronkelijk waren aangewezen als onderdeel van het Joodse nationale huis, weer onder Israëlische controle te staan. In die tijd kon geen enkele andere Staat meer aanspraak maken op deze gebieden dan Israël. De Jordaanse poging tot annexatie van de Westelijke Jordaanoever in 1950, die het in 1948 onrechtmatig was binnengevallen en had veroverd, was nooit erkend in het internationale recht. Egypte heeft niet eens geprobeerd de Gazastrook te annexeren.

Aangezien Gaza en de Westelijke Jordaanoever geen internationaal erkende soevereiniteit hadden toen ze in 1967 door Israël werden veroverd, waren het geen ‘gebieden onder militaire bezetting’ of ‘bezette gebieden’ volgens de Verordeningen van Den Haag van 1907 en de Vierde Conventie van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd. Het officiële standpunt van Israël, dat dit ‘betwiste gebieden’ zijn, waarop de genoemde verordeningen en conventie niet van toepassing zijn, is gegrond.

Israël heeft er echter voor gekozen de humanitaire bepalingen van het Vierde Verdrag van Genève na te leven en vrijwillig toe te passen, en heeft het Internationale Comité van het Rode Kruis daarvan in 1987 in kennis gesteld.

Resolutie 242 van de VN-Veiligheidsraad, die in de nasleep van de Zesdaagse Oorlog is aangenomen, is opgesteld in het kader van hoofdstuk VI van het VN-Handvest, dat de Veiligheidsraad de bevoegdheid geeft om niet-bindende aanbevelingen te doen met betrekking tot de vreedzame regeling van geschillen (los van de bevoegdheid van de VN-Veiligheidsraad om bindende resoluties aan te nemen en maatregelen tot handhaving te nemen in het kader van hoofdstuk VII, om het hoofd te bieden aan bedreigingen van de internationale vrede en veiligheid, zoals die welke zijn aangenomen tegen Irak in verband met de Golfoorlog).

Resolutie 242 van de VN-Veiligheidsraad had tot doel de richtlijnen vast te stellen voor een ‘vreedzame en aanvaarde regeling’ waarover ‘de betrokken staten’ overeenstemming moeten bereiken. In het Engels, haar werktaal, beval zij aan ‘withdrawal of Israeli armed forces [not necessarily ‘all armed forces’] from territories [not necessarily ‘the territories’ or ‘all the territories’] occupied in recent conflict’ (terugtrekking van de Israëlische strijdkrachten [niet noodzakelijkerwijs ‘alle strijdkrachten] uit gebieden [niet noodzakelijkerwijs ‘de gebieden’ of ‘alle gebieden’] die in het recente conflict zijn bezet. Ongetwijfeld heeft de terugtrekking van Israël uit de Sinaï aan deze aanbeveling voldaan.

Resolutie 242 verklaarde de noodzaak ‘voor het bereiken van een rechtvaardige regeling van het vluchtelingenprobleem’. Toch wordt er geen melding gemaakt van de Palestijnse vluchtelingen. Dit is niet toevallig weggelaten. De resolutie is opgesteld als erkenning van het feit dat er aan beide zijde vluchtelingen waren. Bij de bespreking van een rechtvaardige regeling die een einde maakt aan het conflict, kan men niet voorbijgaan aan het feit dat de Onafhankelijkheidsoorlog zowel Joodse als Arabische vluchtelingen heeft voortgebracht.

Israëlische verpleegsters zorgen voor Joodse vluchte­lingen­kinderen in een kamp buiten Tel Aviv in 1948. (Foto: Kluger Zoltan/GPO)

Deze gedetailleerde opsomming van historische feiten brengt ons terug naar de verklaring van Borrell over de illegale bezetting, die nu ongegrond lijkt.

Het is eerder een politieke verklaring dan een juridisch standpunt. De Europeanen vinden het internationale recht specifiek voor Israël uit. Hetzelfde geldt voor het Internationaal Gerechtshof. Zijn (niet-bindende) advies over de scheidingsmuur (de ‘Muur’) was gebaseerd op wat het Hof een ‘korte analyse’ van de historische achtergrond van de status van de bezette Palestijnse gebieden noemde. Een analyse die zo onnauwkeurig was dat rechter Higgins, in haar eigen advies, de voorstelling van de feiten door het Hof een ‘geschiedenis tussen aanhalingstekens’ noemde die volgens haar ‘niet evenwichtig en niet voldoende’ was.

Maar wat zijn de Europese belangen op de Westelijke Jordaanoever, een verwaarloosbaar deel van de wereld waar niemand baat van heeft?.

Europa kwam er na WWII vrij slecht uit, en er is geen betere manier om het geweten te zuiveren dan met een vinger naar Israël te wijzen en te zeggen, ‘jullie hebben een Staat gekregen en toch zijn jullie racisten die anderen net zo slecht behandelen als jullie door anderen zijn behandeld’. Dit is een zuivering van het geweten ten koste van het Joodse volk.

Bovendien, gezien de geopolitieke situatie, kost het anti-Israëlische beleid, dat de Europese belangen in de moslimlanden dient, Europa niets, rekening houdend met het feit dat Israël een democratie is die de vrijheid van meningsuiting en harde kritiek aanmoedigt, of die nu eerlijk wordt uitgeoefend of niet.

Israëlisch protest tegen de voortgaande financiering door de Europese Unie van Palestijnse groepen die op hun beurt terroristische activiteiten tegen Israël ontplooien. (Foto: Miriam Alster/Flash90)

Wie is bevoegd om de juridische aspecten van de VN-resoluties te interpreteren?

In tegenstelling tot de situatie bij de Wereld­handels­organisatie, waar een beroeps­instantie is opgericht waarvoor alle lidstaten moeten verschijnen en de sancties die zij opleggen moeten uitvoeren, bestaat er in het internationaal recht in het algemeen geen orgaan dat bevoegd is om conflicten op een bindende manier op te lossen. Staten zijn niet verplicht om voor het Internationaal Gerechtshof te verschijnen. Sancties kunnen worden opgelegd door de VN-Veiligheidsraad, maar dit is een politiek orgaan van de VN, niet een juridisch orgaan.

Hoe kunnen zoveel landen zeggen dat Israël het land bezet houdt van een Staat die nooit heeft bestaan?

Ze zeggen het omdat ze het kunnen. Zo eenvoudig is het. Helaas zeggen veel Israëlische juristen hetzelfde. De enige rechtvaardiging voor dit argument is een zeer verdraaide interpretatie van artikel 2 van de Vierde Conventie van Genève. De enige plausibele interpretatie van deel 1, lid 2 van artikel 2 schrijft voor dat het verdrag in geval van oorlog ook van toepassing is ‘op gevallen van gedeeltelijke of volledige bezetting van het grondgebied van een Hoge Verdragsluitende Partij’. De tekst van lid 2 maakt een onderscheid tussen twee belangrijke omstandigheden: bescherming in tijd van oorlog en bescherming in tijd van bezetting van het grondgebied van een Hoge Verdragsluitende Partij door een andere Hoge Verdragsluitende Partij, ongeacht of het land waarvan het grondgebied werd bezet, zich met gewapend verzet heeft verweerd tegen de bezetting.

De poging om lid 2 uit te leggen als een beperking van de toepasselijkheid van het Verdrag tot uitsluitend de gevallen waarin het zonder verzet werd vervuld, leidt tot een onzinnige uitlegging: waarom moet de toepasselijkheid van het Verdrag worden beperkt tot de bezetting door een Hoge Verdragsluitende Partij alleen in dit geval, in tegenstelling tot andere gevallen van bezetting waarbij op het eerste gezicht niet aan deze eis hoeft te worden voldaan?

De eerste interpretatie is ook beter verenigbaar met de context van het Verdrag, dat een onderscheid impliceert tussen de bepalingen die van toepassing zijn in tijden van oorlog (deel II van het Verdrag) en die welke van toepassing zijn in tijden van bezetting (deel III), in plaats van een onderscheid tussen bepalingen die van toepassing zijn in tijden van oorlog en bezetting enerzijds, en die welke alleen van toepassing zijn op bezetting die geen gewapend verzet heeft ondervonden anderzijds.

Israëli’s protesteren tegen het begrip ‘Nakba’- de Palestijnse ‘catastrofe’ – en stellen vast dat er nooit een soevereine Palestijnse Arabische nationale entiteit is geweest. (Foto: Flash90).

Morgen het derde en laatste deel van dit interview, waarin de ‘Deal van de Eeuw’ van de Amerikaanse president Trump wordt geanalyseerd.

Wilt u meer nieuws over Israël ontvangen? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuws­brief.