De onwettige volkstelling en de daaruit voortkomende epidemie waren bepalend voor het moment waarop en de plaats waar de Tempel zou worden gebouwd. Namelijk tijdens het koningschap van Davids zoon Salomo
en op de berg Moria. De aankoop van de dorsvloer van de Jebusiet Arauna op de berg Sion en de bouw van een altaar voor de God van Israël zorgden ervoor dat de epidemie ophield.
Koning David wilde het volk tellen en God stond dat toe met de woorden: ‘Ga in Israël en Juda een volkstelling houden.’ David gaf toen zijn opperbevelhebber Joab de opdracht om alle stammen van Israël te bezoeken en de mensen te tellen (2 Samuël 24). Joab probeerde de koning
nog op andere gedachten te brengen, want volgens de Tora is een volkstelling verboden.
In Exodus 30 staat: ‘Wanneer u het aantal Israëlieten opneemt, volgens
hun tellingen, dan moet ieder bij hun telling aan de Here een losgeld geven voor zijn leven, opdat er bij hun telling geen plaag over hen komt’ (HSV) . Maar koning David bleef bij zijn opdracht, en zo kwam Joab na een poosje terug met de uitslag, namelijk achthonderdduizend strijdbare mannen in Israël en vijfhonderdduizend in Juda. Vrouwen werden toen niet meegeteld. Pas toen erkende David dat hij een fout had gemaakt, met kloppend hart
sprak hij tot God: ‘Ik heb ernstig gezondigd met mijn daad.’
Onder leiding van Mozes had ooit elke Jood een halve sjekel betaald en zo wist Mozes aan de hand van het aantal munten uit hoeveel mensen het volk bestond. Daarom werd het ‘losgeld’ genoemd. Jaren later heeft ook koning Saul een dergelijke volkstelling gehouden. Hij wilde weten hoeveel soldaten hij had. Hij droeg elke soldaat op een lam uit zijn stal mee te brengen. Het aantal lammeren was gelijk aan het aantal soldaten. Dat was een slim
idee, want zo hadden de leiders het volk niet slechts indirect geteld, maar het volk betaalde er ook nog voor. Dat was Davids fout. Hij had de mensen zonder losgeld geteld.
De volgende morgen kreeg de profeet Gad een woord van God. Hij moest
David vertellen dat hij mocht kiezen uit drie verschillende strafmaatregelen die
God hem oplegde. De profeet zei: ‘Wat hebt u liever: zeven jaar hongersnood in uw rijk, drie maanden op de vlucht voor een belager die u in het nauw drijft, of drie dagen de pest in uw land?’ David wist dat het beter zou zijn in de handen van God te vallen en door Hem te worden bestraft,
dan ten prooi te vallen aan zijn vijanden. En zo brak er een vreselijke epidemie uit in het land, van Dan tot Berseba. Binnen drie dagen stierven er zeventigduizend mensen. Om de pandemie in het land te stoppen, moest koning David een altaar op de berg Moria bouwen (I Kronieken 21).
Dit artikel verscheen in zijn geheel in het septembernummer van het Israel Today Magazine. Klik hier voor een abonnement.