
Stel je de weelde, de overvloed en de vreugde voor van een land dat vloeit met de rijkdom van melk en honing. Dit is het beeld dat joden en christenen door de eeuwen heen heeft begeleid bij het oproepen van de overvloed aan zegeningen die God over Zijn volk en Zijn land uitstort.
“Wat is zoeter dan honing?” (Richteren 14:18) versterkt het idee dat er inderdaad iets extravagants, een speciale traktatie, wacht op hen die wandelen in de wegen van de Heer en bereid zijn Hem te volgen naar het Beloofde Land.
Maar wacht, toen Israël het land binnenkwam, vloeide er geen melk of honing. In die dagen werden melk en honing niet geproduceerd door gekweekte kudden of rijke landbouwgrond. In die tijd werden kudden geiten en schapen naar de “wildernis” (midbar) geleid om te grazen op land dat ongeschikt was voor landbouw. En het was hier, tussen de struiken en wilde bloemen, dat men honing kon vinden (maar denk aan wat de wijze koning Salomo zei. “Als u honing vindt, eet er dan net genoeg van – te veel en u zult braken” (Spr. 25:16).
Melk en honing worden met elkaar in verband gebracht omdat beide werden gevonden in ongecultiveerde, wilde gebieden. Lees de volgende verzen om een beter begrip te krijgen van wat het betekent om te leven in een land dat vloeit van melk en honing.
“Houdt u daarom aan al het gebod, dat ik u heden gebied, opdat gij sterk moogt worden en het land, waarheen gij overgaat, in bezit moogt nemen; en opdat gij lang moogt leven in het land, dat de HERE aan uw vaderen gezworen heeft, dat Hij hun en hun zaad geven zou, een land vloeiende van melk en honig. Want het land, dat gij zult bezitten, is niet gelijk aan Egypteland, vanwaar gij zijt uitgegaan, en gij hebt er uw zaad gezaaid, en het met uw voet bewaterd als een groentetuin; maar het land, dat gij zult bezitten, is een land van bergen en dalen; het drinkt water van den regen des hemels. Het is een land waarvoor de HEERE, uw God, zorgt, waarop de ogen van de HEERE, uw God, altijd gericht zijn, van het begin van het jaar tot het einde van het jaar.” (Deut. 11:8-12).
Na de vergelijking tussen het gecultiveerde, vruchtbare land van Egypte en de onzekerheid van het land dat vloeit van melk en honing, volgt een strenge waarschuwing dat als het volk de Heer niet zal gehoorzamen, de regens zullen ophouden en “het land zijn vrucht niet zal voortbrengen” (verzen 16 e.v.). Sommigen speculeren dat de “honing” verwijst naar dadelhoning geoogst van wilde woestijnpalmen, vandaar de verwijzing hier naar “fruit”.
Het punt van melk en honing is dus dat zij niet worden gekweekt en niet altijd beschikbaar zullen zijn. Het land zal vloeien met het goede van melk en honing, omdat het volk afhankelijk is van God voor de voorzieningen die het nodig heeft om zich te vestigen in een moeilijk land. Het volk kan in een moeilijk land in leven worden gehouden door de genade van God. Maar zij moeten ervoor zorgen dat zij de wegen van de Heer bewandelen, en daartoe behoort ook de zorg voor het land dat Hij hun heeft gegeven. Door bomen te rooien en het delicate evenwicht van de natuur te verstoren, vooral in woestijngebieden, zal de zoetheid van de aarde snel verdwijnen. Bijen zijn bijzonder kostbaar en kwetsbaar. Zie mijn artikel Klimaatverandering vanuit Joods perspectief.
Een andere aanwijzing voor de ware betekenis van melk en honing vinden we in een deel van Simsons beroemde raadsel: “Uit het harde kwam zoet voort” (Richteren 14:14).
De ware betekenis van melk en honing is ook te zien in het Messiaanse vers over een jonge Immanuël die “wrongel en honing” zal eten (Jesaja 7:15). Ook hier wordt vaak verkeerd begrepen dat dit “overvloed” betekent, maar in werkelijkheid spreekt het over de verwoesting en verlatenheid die zullen komen en dat “zij die in het land zijn achtergebleven, wrongel (melk) en honing zullen eten” (vers 21 e.v.) omdat dit het enige is dat in de woestijn zal overblijven.
Wij romantiseren vaak de tijd van Israëls zwerftocht door de woestijn en verlangen naar de overvloed die de stammen genoten toen zij zich in het Beloofde Land vestigden, zo stellen wij ons voor. Maar de kinderen Israëls waren nomaden, en hun leven in het land was hard, net als het grootste deel van de grond in Israël vandaag. Toch twijfel ik er niet aan dat de belofte van melk en honing in onze moderne cultuur zeker geassocieerd zal blijven worden met welzijn, overvloed en vreugde. Maar de Schrift probeert ons te leren dat we naar iets anders moeten verlangen. Voor een tijd waarin we met ontzag en verwondering kunnen staan voor de God van Israël, die melk en honing geeft aan zijn kinderen, zelfs op droge plaatsen, en het bittere zoet maakt.