In het Arabisch betekent dit woord ‘opstand’ tegen Israëls onwettig heersen over ‘Palestina’, of gewoon, oorlog tegen Israël. De Israëli’s is echter geleerd om te geloven dat intifada terreur betekent, in abstracte zin. Dus in plaats van te spreken over militaire campagnes tegen Israël, zeggen we de Eerste Intifada, de Tweede Intifada, de Messen-Intifada, de Lone Wolf-Intifada, enzovoort. Totdat het woord is uitgehold tot alleen maar ‘geweld’, tegen Joden dus, los van enige echte context.
De volgende fase in dit verschijnsel deed zich voor op 12 april, toen een Arabier die in Jeruzalem woont een verontrustende video op TikTok plaatste. Hij vond het ongetwijfeld erg grappig om een orthodoxe Jood te slaan die in de sneltram van Jeruzalem zat. Hij vond het duidelijk amusant om Joden vernederd te zien worden en moest dat gewoon met de wereld delen. En hij was ook helemaal niet bang voor de gevolgen. Arabieren weten inmiddels dat Israël gewend is geraakt aan hun ‘strijd voor vrijheid’. De Palestijnen hebben nu rechten, waaronder het recht om Joden te beledigen. Ook Duitsers vonden het grappig en amusant om Joden te vernederen. En inderdaad, degenen die de persoon op de video een klap in het gezicht gaven, werden opgepakt, maar werden snel vrijgelaten toen de rechtbank van Jeruzalem geen reden tot arrestatie vond.
De vertaling van de Arabische tekst is: ‘Blijf wissen en ik blijf uploaden. Het is of het Palestijnse volk of jij.’ TikTok had de video blijkbaar meerdere malen verwijderd wegens het schenden van zijn voorwaarden. Het bericht laat ook zien dat jonge Palestijnen het conflict nog steeds zien als een nulsomspel.
Sindsdien doken er nog veel meer soortgelijke gevallen op op TikTok: genoeg om de schattige naam ‘TikTok Intifada’ te verdienen, behandeld als een onschuldige baldadigheid door de Israëlische autoriteiten, met inbegrip van de politie, en natuurlijk het gerechtelijk systeem. En het was nog maar twee dagen geleden dat minister van Openbare Veiligheid Amir Ohana deze incidenten benoemde, maar in de context van het aanpakken van het probleem van ‘Arabisch geweld’ in Israël. Ohana’s verklaring dat hij de politie had opgedragen deze incidenten harder aan te pakken, toont alleen maar aan dat ze tot nu toe niet zwaar dachten over dergelijke aanvallen, en dat waarschijnlijk nog steeds niet zouden doen, ware het niet dat de opwinding in de sociale media leidde tot berichten in de gevestigde media en tot publieke ophef.
Ohana’s aankondiging kwam pas nadat twee Arabische inwoners van Jaffa op camera werden betrapt toen ze rabbijn Eliyahu Mali , het hoofd van Jaffa’s Shirat Moshe Yeshiva, sloegen en schopten. Ohana leek bijna terughoudend om dit nieuwe soort geweld, dat niet anders dan antisemitisme genoemd kan worden, aan te pakken. De reden voor Ohana’s terughoudendheid zou kunnen zijn dat, zoals sommigen nu suggereren, de rabbijn in elkaar werd geslagen nadat hij navraag had gedaan over de aankoop van appartementen van Arabische eigenaars. Dit is waarschijnlijk de reden waarom zelfs Netanyahu er de voorkeur aan gaf het een ‘gewelddadige aanval’ te noemen. Sommigen zouden dit soort reactie sussen noemen.
Maar anderen zagen het voor wat het was, zoals Yamina-partijleider Naftali Bennett, die tweette dat ‘de Staat Israël geen sjtetl is waarin Joden kwaad kunnen worden aangedaan.’ Bennet zinspeelde terecht op het Europa van voor de Tweede Wereldoorlog, waar Joden zelfs in overwegend Joodse steden (sjtetls) niet werden beschermd. Maar in tegenstelling tot Bennetts opvatting die dit geweld antisemitisch noemt, geeft de politie er (in navolging van Netanyahu en Ohana) de voorkeur aan om ernaar te verwijzen in algemene termen als ‘haatmisdrijven’, of het actuelere ‘rassenmisdrijven’.
Juist het in elkaar slaan van Rabbi Mali is meer dan symbolisch. Het raakt aan Israëls reden van bestaan. Het legt het onaangename feit bloot dat te veel Israëlische Arabieren dezelfde droom koesteren als Yasser Arafat en zijn opvolger Mahmoud Abbas. Hoewel Israëli’s, ook Mali, de realiteit van de co-existentie prijzen, spreekt de broosheid van deze co-existentie wellicht voor zich, dat zij alleen mogelijk is zolang de schaduw van de Israëlische bajonet nog intimiderend is. Wanneer deze schaduw verdwijnt, wanneer lijkt dat Israël zwak is, voelen de Arabieren zich vrij om Joden lastig te vallen, wat slechts een milde vorm van terreur is.
En Israëls zwakte wordt uitgespeeld in de politieke arena, die Israëli’s verdeelt tussen degenen die sympathiseren met de Palestijnen en degenen die dat niet doen. In 2008, toen Rabbi Mali voor het eerst de Yeshiva in Jaffa oprichtte, zag links dit als een provocatie tegen de Arabieren, en behandelde het deze yeshiva vervolgens als een nederzetting en haar studenten als kolonisten. Deze houding tegenover rabbijn Mali en zijn studenten kan maar één ding betekenen, namelijk dat links Jaffa als een bezette Palestijnse stad beschouwt. Wanneer zelfs de burgemeester van Tel Aviv-Jaffa, Ron Huldai, zich stoort aan Mali’s pogingen om Jaffa te ‘Judaïseren’, heeft co-existentie de neiging af te brokkelen bij de geringste druk, en dat is wat we nu zien.
Sommigen spreken nu van Jaffa als een miniatuur van Israël. Als dit juist is, dan moet Israël zijn verstand terugkrijgen, anders zal het terugkeren naar het soort geweld dat de Joods-Arabische betrekkingen tijdens het Britse Mandaat kenmerkte.
Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.