Een olielamp in Bet Natif stijl met een grote opening, waardoor alleen aan de zijkanten ruimte was voor versieringen. (Foto: Yoli Schwartz/IAA)
De ontdekking van zoveel olielampen, die de IAA tijdens het lichtfeest Chanoekah bekend maakte, verraste de archeologen, niet alleen door hun aantal, maar omdat het een archeologisch mysterie oploste. In 1934 had de archeoloog Dimitri Baramki, inspecteur van de Oudheidkundige Dienst van het Britse Mandaat, bij Bet Shemesh een watercistern ontdekt. Bij het uitgraven daarvan ontdekte hij een oude schat: een groot aantal intacte olielampen, versierd met dieren- en plantenmotieven en geometische figuren.
De plaats van de opgravingen in Bet Shemesh. (Foto: Assaf Peretz/IAA)
De lampen dateerden uit de late Romeinse periode, de derde en vierde eeuw, en werden bekend als de ´Bet Nattif lampen’, naar een nabijgelegen Arabisch dorp. Bij de lampen vond Baramki ook stenen mallen voor het maken van lampen en aardewerk figuurtjes die dieren, ruiters, vrouwen en vogels voorstellen. Na de tijd van het Brits Mandaat raakte de plaats van de cistern verloren en bleef een mysterie, ondanks pogingen om deze terug te vinden. GPS en goede landkaarten bestonden nog niet in die tijd.
Een olielamp met een productiemal. (Foto: Yoli Schwartz/IAA)
De nieuwe opgraving in het gebied werd uitgevoerd door de Israel Antiquities Authority (IAA) in verband met de aanleg van een nieuwe woonwijk van de stad Beth Shemesh, zoals gebruikelijk is in Israël. Daarbij werd een watercistern gevonden, die er uitzag als zoveel andere, maar tot verrassing van de archeologen werd bij een opgraving naast de cistern een grote hoeveelheid olielampen gevonden. De cistern was nog intact en goed herkenbaar van de foto die er bij de eerste opgraving van was gemaakt. Er werden voorwerpen in aangetroffen die Baramki had achtergelaten, waaronder lederen manden en een lege metalen doos.
‘De beeldjes en de motieven op de lampen uit de Bet Nattif regio vertellen de geschiedenis van het Judeese bergland in de periode na de Bar Kochba opstand’ (132-135), vertelt Benyamin Storchan, de lampendeskundige van de IAA. ‘Uit de geschriften van Josephus weten we dat Bet Nattif in de tijd van de Tweede Tempel een regionaal administratief centrum was, een van de tien belangrijkste steden onder Hasmoneese heerschappij.’
Aardewerk olielampen en een productiemal, met daarbij gevonden aardewerk beeldjes. (Foto: Dafna Gazit/IAA)
‘Na het mislukken van de Bar Kochba opstand en de Romeinse overname van de regio, werd de lokale Joodse bevolking van het Judeese bergland sterk verminderd, en in plaats daarvan werd de regio bewoond door heidenen,’ zei Storchan. ‘De vele beeldjes die op de site zijn opgegraven, getuigen hiervan. Tegelijkertijd is een klein deel van de keramische olielampen versierd met uitgesproken Joodse symbolen zoals de shofar, de wierookbrander en de zevenarmige menorah.’
‘De fragmenten vertellen ons, dat het Joodse leven in het Judeese bergland bleef bestaan, ruim na het mislukken van de opstand. Het is duidelijk dat de ‘fabriek’ van olielampen deze lampen produceerde als antwoord op een voortdurende vraag in de regio. In deze periode begon ook het christendom te ontstaan en sommige van de olielampen uit Bet Nattif dragen vismotieven, een van de symbolen van het christendom. De grote verscheidenheid aan lampen en beeldjes bewijst dus dat de lokale bevolking uit een mengeling van heidenen, christenen en Joden bestond’, legde Storchan uit.
Archeologie is hard werken. Studenten van het Bet Harel pre-militaire programma wassen de vondsten bij de archeologische opgraving. (Foto: Yoli Schwartz/IAA).
Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.