Opgravingen, uitgevoerd door de Israel Antiquities Authority (IAA) in de ruïnes van een ingestort gebouw in het Nationaal Park Stad van David, brachten een rij gebroken vaten aan het licht, waaronder kommen, lampen, kookgerei en voorraadpotten.
Er waren geen sporen van brand, die op moedwillige vernieling wezen. Dan is nog maar één verklaring mogelijk: de aardbeving in de achtste eeuw BCE, genoemd in Amos 1:1 en 2:13 en Zacharia 14:5.
Ook Flavius Josefus vermeldde deze aardbeving, die de Tempel beschadigde: ‘Nauwelijks waren deze woorden uit de mond [van koning Uzzia, die wierook wilde offeren in de Tempel], of daar ontstond een grote aardbeeving, het dak des Tempels opende zich, eene straal der zonne sloeg dien godloze Koning int gezicht, en hij bevond zich op dat oogenblik gansch van melaatsheyd bedekt’ (Joodse Historie, boek IX, hoofdstuk 11 in de Nederlandse versie, en hoofdstuk 10 in de Engelse versie)
Restanten van vaten, verbrijzeld door een aardbeving in de achtste eeuw BCE. (Foto: Eliyahu Yanai/City of David)
Deze verwoestende aardbeving was al eerder aangetoond bij diverse opgravingen in het land, in Hazor (Chatzor), Gezer, Tel Agol en Tel es-Safi/Gath, maar nog niet in Jeruzalem. Archeologen waren verrast toen zij gebroken aardewerk en andere tekenen van verwoesting aantroffen in gebouwen in de Stad van David, daterend uit een periode waarin Jeruzalem niet werd belaagd. Dat gebeurde pas 200 jaar later, door de Babyloniërs.
De voorraadvaten na restauratie. (Foto: Dafna Gazit/IAA)
De vondsten van deze opgraving zullen in september te zien zijn tijdens de jaarlijkse ‘City of David Research’ conferentie, die in het Megalim Institute wordt gehouden.
Bronnen: Jerusalem Post, WIN, Israel21c.
Wilt u meer nieuws ontvangen over Israël? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.