
Maar de realist in mij neemt het over en ik zie afvalbakken die overvol zitten met plastic flessen en kranten. Ik moet wel zeggen dat het afval uit ons gebouw dagelijks wordt opgehaald en dat de straten en trottoirs schoner zijn dan ooit omdat ze regelmatig worden geveegd. Maar ik worstel nog steeds met een vraag – naar welke schoonheid verwees de Talmoed? Was het iets materieels of een gemoedstoestand?
Ik ben naar de shoek geweest op de vooravond van Shabbat. Ik ben in de Ben Yehoeda Straat geweest en heb gezien hoe eters voedsel en papiertjes op de grond lieten vallen. Ik heb tieners met blauwe en rode strepen in hun haar plastic flessen op de grond zien gooien, tussen de sigarettenpeuken. Niet mooi.
Ik ben op de Har HaBayit geweest, de Tempelberg, waar we door de politie worden begeleid en voorzichtig worden rondgeleid om niet in de buurt te komen van het heilige gebied van het Bet HaMikdash, de Tempel zelf.
Intussen voetballen Arabische kinderen in de schaduw van de Rotskoepel, waar ooit het Heilige der Heiligen stond. Er zijn zelfs winkels die voetballen verkopen in de shoek die leidt naar de ingang van de Kettingpoort naar Har HaBayit. We zijn net gevangenen die marcheren in een gevangenis, maar dit is in ons eigen land. Geen prettig gevoel.
Vele jaren geleden zei een wijs iemand tegen mij: ‘Heb je ooit een Bijbelse profetie zien uitkomen?’ Mijn zwijgen bracht haar ertoe te zeggen: ‘Lees Zacharia, hoofdstuk acht, de verzen vier en vijf.’ Dus dat deed ik.
‘Zo zegt de HEERE van de legermachten: Er zullen weer oude mannen en oude vrouwen zitten op de pleinen van Jeruzalem, ieder met zijn stok in zijn hand vanwege de hoge leeftijd. De pleinen van de stad zullen vol worden met jongens en meisjes die spelen op haar pleinen.’
Nu, jaren later, als olim chadashim (nieuwe immigranten), zouden mijn vrouw en ik tot de ‘oude mannen en vrouwen’ kunnen worden gerekend. Nee, we lopen nog niet met wandelstokken, maar de straten en parken in de buurt van ons appartement in de wijk German Colony zijn gevuld met jongens en meisjes die op hun fiets rijden, basketbal spelen en tegen een voetbal trappen.
Binnenkort is het Yom Yerushalayim, Jeruzalemdag, mijn eerste hier in Israël. Mijn dochters, die in hun tussenjaar naar midrashot (yeshiva voor meisjes) zijn geweest, hebben de traditionele feestelijke mars rond de Oude Stad gelopen. Laat me zeggen dat de mars niet op mijn bucket list staat, maar kol hakavod (alle eer) aan degenen die de tocht maken.
Bij mijn eerste poging om van ons appartement naar de sjoel te lopen op een warme zomerse shabbatavond, eindigde ik met wat voor mij mijn eigen mars rond de stad leek. Ik probeerde de aanwijzingen op te volgen die ik van Google had gehaald. Nou, laat ik zeggen dat ik een beetje verdwaald raakte op de Mesilla Park loopbrug, en wat een wandeling van 10 minuten had moeten zijn, werd een wandeling van 25 minuten. Na het daven (gebed), dacht ik dat ik precies wist waar ik verkeerd was gelopen. Ik nam prompt weer de verkeerde afslag, en pas toen ik het Orient Hotel voor me zag, wist ik waar ik was. Enigszins uitgeput beklom ik de trap naar ons appartement, en we hadden ons eerste Shabbat diner als Israëlische burgers.
De volgende middag drong het tot me door dat de ‘negen maten van schoonheid’ niet noodzakelijkerwijs strikt fysieke maten waren. Mijn reis naar de sjoel voerde me door zijstraten waarvan ik het bestaan niet eens zou hebben geweten, en terwijl ik door die straten dwaalde, realiseerde ik me dat ze vol zaten – huis na huis – met Joodse gezinnen. De synagoge, een van de oudste in mijn omgeving, gesticht door overlevenden van de Shoah, is levendig en de melodieën die ik hoorde waren voor het grootste deel herkenbaar. We zijn teruggekeerd.
Op die Shabbat middag, toen we op ons balkon zaten, wendde Rosalyn zich tot mij en zei: ‘Hoor je dat?’ ‘ Hoor je wat?’ antwoordde ik. ‘De stilte.’ Ze had gelijk. Ik wilde mijn hand uitsteken om de vrede van de Shabbat aan te raken, en ik wist dat het ook een mate van schoonheid is die men alleen in Yerushalayim kon ervaren.
Chag Sameach! (Een goede Feestdag!)
(Stephen M. Flatow is een olei chadash en woont in Jeruzalem. Hij is lid van het bestuur van Nishmat en een vice-voorzitter van de Religious Zionists of America. Zijn dochter Alisa werd in 1995 vermoord door Palestijnse Arabische terroristen. Hij is ook de auteur van ‘A Father’s Story: My Fight for Justice Against Iranian Terror.’)
Dit essay verscheen oorspronkelijk in het HaMizrachi Magazine en wordt herdrukt met toestemming van de auteur.
Wilt u meer nieuws over Israël ontvangen? Klik hier voor de dagelijkse gratis e-mail nieuwsbrief.